Peter van Leeuwen

is geboren in Den Haag op 1 februari 1968 als Coen Bom. Muziek is Van Leeuwen met de spreekwoordelijke paplepel ingegoten:  “Mijn moeder is heel muzikaal en heeft haar hele leven in allerlei zangkoren gezongen. Het is weliswaar niet de muziek die ik nu veel draai maar klassieke muziek kan ik nog steeds erg waarderen.”

Ook zijn interesse voor audioapparatuur begon al vroeg.
“Dat kwam eigenlijk ook weer door mijn moeder. Die nam vroeger al allerlei dingen op. Mijn eerste liedje bijvoorbeeld, ik zal een jaar of 12 geweest zijn, zo schattig! Ik deed als echt kleine jongen, zo van een jaar of zes, ook al de ‘Dik Voormekaar Show’ na op een cassette-recordertje. Wat een plezier heb ik van dat kleine cassetterecordertje gehad! Op latere leeftijd deed ik –samen met wat vriendjes- ‘Langs de Lijn’ na, met zogenaamde live-verslagen van voetbalwedstrijden. Die wedstrijden speelden we dan met Playmobil na. Van Lego kun je alles maken, dus ook een goal. Als doelnet hadden we dan een stukje vitrage gebruikt. Erg creatief, al zeg ik het zelf. Ja, je doet rare dingen als je jong bent. Jammer dat ik van mijn latere vriendin al mijn Playmobil moest wegdoen…”

De veertienjarige Peter kreeg van zijn ouders rond 1981 zijn eerste ‘echte’ audioapparatuur, dat wil zeggen: twee draaitafels en een mengpaneel, allen van het merk ‘Realistic’.
“Ik was zo blij als een kind en dat kwam goed uit want ik was toen nog een kind. Een goede vriend van mij, Elwin Giel, had een stuk rijkere ouders dan ik en had een halve discotheek op zijn kamer. Ik vond het allemaal maar boeiend. Elwin had Technics D-2 draaitafels (wij vonden het de voorloper van de SL-1200) en een Alecto mengpaneel maar ook nog eens een aantal Orma lichteffecten in zijn eigen kamer! Het was net een disco als je daar binnen kwam! En hoe gaat dat als kind, je bent enorm te beïnvloeden, dus dat wilde ik ook, zo’n disco. Mijn moeder was altijd een beetje sceptisch en vroeg zich dan af hoe lang ik dat leuk bleef vinden maar toen bleek dat ik toch wel aanhoudend geïnteresseerd was zijn we naar ‘Tandy ‘ gegaan, dat was zo’n Amerikaanse audio-zaak met allemaal wat meer betaalbare producten. Ik heb enorm veel plezier gehad van dat spul! Wat heb ik een uren radiootje gespeeld op die dingen! Ik moest creatief zijn want Elwin had dure snelstart draaitafels en die van mij werkten aanvankelijk gewoon door de arm op de plaat te zetten. Door twee lichtschakelaars tussen de stroom te zetten creëerde ik mijn eigen snelstarters, althans: starters. Dat snelle moest je er even bij denken maar als je daar ruim van te voren rekening mee hield was het goed te doen.”

Van Leeuwen en drive-in show Airport
De stap naar het wat grotere werk kwam in 1984 toen vriend Elwin Giel een drive-in show begon: ‘Airport’, een naam die ooit bedacht was door de broer van Elwin en die ‘geleend’ was van een discotheek uit Duitsland. Aangezien in die tijd alle drive-in shows namen hadden als ‘Supersound’ of ‘Flash’ was de naam opvallend te noemen.

“Ik ging die eerste paar boekingen mee als roadie, oftewel: ik mocht sjouwen. Veel sjouwen. Elwin had de nare gewoonte om zijn kamer op twee hoog te hebben en na elke boeking moest de hele drive-in show dus naar boven. Wel stil, want de ouders lagen natuurlijk te maffen en de buren zo mogelijk nog meer. Elwin had toen al twee echte SL-1200 draaitafels, het échte spul dus, en kon tot mijn grote ergernis ook al aardig mixen. Ik had de illusie dat als ik eenmaal die SL-1200’s had dat ik dan ook kon mixen en dus ook voortaan mee kon met de Airport discoshow als deejay. Na een ingenieus financieel plan te hebben opgezet kon ik bij mijn moeder het geld lenen voor de tweede SL. Geld voor de eerste had ik, zo goed als. Mixen bleek nog een stuk moeilijker dan gedacht maar ik hoorde er natuurlijk bij mijn vriendjes in de buurt helemaal bij. Vanaf 1986 werd ik mede-eigenaar van Airport en groeide het uit tot één van de grootste drive-in shows van Nederland met grootbeeldvideo en de hele santemekraam. We vroegen in die tijd 1000 gulden en dat was extreem veel geld. Maar: je kreeg er wel veel voor, als boeker. Een leuke tijd, veel sjouwen en vooral veel sjouwen. En tillen, ook wel. Ik heb nog tot 1992 drive-in shows gedaan, daarna had ik er geen tijd meer voor.”

Van Leeuwen en de radio
In 1983 debuteerde Van Leeuwen als radiodiskjockey bij enkele kleine piratenstations in Den Haag.

“Dat mocht niet echt een naam hebben hoor. De eerste stations waren zò slecht te ontvangen dat zelfs als ik met de antenne in spreidstand buiten het raam hing ik slechts een glimp van mijn programma kon opvangen. Maar ik was op de radio en dat was voor –wederom- mijn straatvriendjes natuurlijk weer heel bijzonder. En bovendien: dankzij de ontvangst had niemand er last van.”

In 1986 kwam Van Leeuwen bij Radio Eldorado terecht, één van de grotere piraten in de Haagse regio.

“Dat voelde toen alsof ik was aangenomen bij Veronica. Eldorado was een echte naam in Den Haag. Natuurlijk, zo is het met alles, als je er eenmaal bij hoort gaat het bijzondere er gauw vanaf, maar toch. Toenmalig VARA-dj Wessel van Diepen was ooit begonnen bij Eldorado en DJ Jurgen (zie foto), dus ik was in goed gezelschap vond ik.”

Na het noodgedwongen stoppen van dit station kwam hij via respectievelijk de Delftse en de Haagse lokale omroep in 1989 bij Radio Stad Den Haag terecht.

“Die lokale omroepen waren een drama. Vooral in Delft ging alles zò amateuristisch dat het weer leuk werd. Zo hadden we vergaderingen met allerlei simpele zielen die zich opeens héél wat voelden omdat ze ‘bij de radio zaten’. Ze probeerden dan ook echte vergadertaal uit te slaan maar dat ging natuurlijk helemaal niet. Dit zijn letterlijke citaten: ‘Jongens, daar gaan we nu niet over debuteren, dat is nu niet relatief!’ en ‘Even kijken, de laatste dinsdag van maart…oh, die valt dan op 3 april ‘. Wij moesten daar dan met enkele Eldorado-jongens een uurtje jongerenradio maken. ‘Opvallen kan nooit kwaad’ heette het programma. Je was er uren mee bezig want er moesten natuurlijk lange gesprekken in met organisaties, padvinders en andere verdwaalde jeugd want muziek draaien was niet de bedoeling. Daar is de publieke omroep niet voor.”

Veruit de belangrijkste stap in Peter van Leeuwen’s carrière is de stap van de Haagse lokale omroep Lokatel naar het destijds net gelegaliseerde Radio Stad Den Haag in 1989.

“Ik werd destijds gebeld door Ron McDonald, één van de bekendste en beste presentatoren van Radio Stad Den Haag. Of ik zin had om horizontaal, dat betekende dus elke dag om dezelfde tijd, een uurtje van het programma ‘Kwartet’ te vullen. Ik voelde wederom alsof Veronica me zojuist gevraagd had om de Top 40 over te nemen van Lex Harding. Wat een eer! Wel een klein probleem: ik had een parttime baan bij DMC, een platenmaatschappij in Katwijk. Ik kwam met een voorstel waardoor ik in plaats van 3 hele dagen 5 dagen ging werken tot 3 uur, zodat ik van 4 tot 5 bij Radio Stad kon draaien. Na wat bedreigingen ging men akkoord. Vol goede moed ging ik naar de Radio Stad-vergadering waar ik de bende zou ontmoeten en wat details zou doorspreken. Rob Velders (zie foto)was de grote man van Radio Stad en na afloop liep ik –als grote ster, gevraagd door Ron McDonald- op hem af onder het motto: ‘Hoe gaan we dat doen?’ Rob was charmant en zei: ‘Nee, hartstikke goed joh, stuur even een bandje, dan luister ik er even naar. Kijken of het wat is voor ons.’ Ik dacht: ‘IK? Een bandje? Ik ben gevráágd hoor! Ik heb alles al omgegooid op mijn werk!’ en stelde dat als hij wilde weten hoe ik klonk op de radio dat hij dan maar naar de Haagse Lokale Omroep moest luisteren want ik ging zéker geen bandje maken. Ik was toen al arrogant. ‘Ga ik zeker doen!’ zei hij. Achteraf had ik kunnen weten dat hij echt àlles zou doen maar zéker niet luisteren. Ik werd toch aangenomen en toen ging het vlot.”

Van Leeuwen en Rave The City
“In 1990 ging DMC ten onder aan het succes van hun grootste hit: Shaka Zulu. Er zijn 200.000 singles door mijn handen gegaan in die periode. ‘We are growing’ heette het nummer en dat gold ook voor DMC. Het geld kon niet op, althans: dat dachten de toenmalige directeuren. In die tijd scoorde ik ook mijn eerste top 40-hitje met een single die door mij is uitgebracht: ‘Zure Regen’ van de jongens van Rubberen Robbie, ditmaal onder de naam Duo de Pelikaan. Een typisch Haags plaatje, bekostigd door mijzelf en twee collegae, Dick Zuydwijk en Rob Boskamp, inderdaad: dé Rob Boskamp. Het mocht niet baten: DMC ging failliet en ik was er als laatste bijgekomen dus kon als eerste vertrekken. Ik vond het niet zo erg, kon ik lekker nóg meer tijd in Radio Stad stoppen. Om een lang verhaal kort te maken: zo ontstond de basis voor mijn verdere leven. Samen met Rob Velders begon ik met het organiseren van feesten (‘Radio Stad Mega Dance Festivals’ en ‘Rave the City ‘, red.) en in oktober 1990 openden we de eerste Radio Stad Den Haag platenzaak op de Apeldoornselaan in Den Haag.”

Vooral “Rave the City” was natuurlijk een enorme ommezwaai. Niemand had nog zulke grote feesten gedaan en het fenomeen ‘houseparty’ bestond nog nauwelijks, laat staan op zulke grote schaal. De eerste Rave in Houtrust trok gelijk 5600 bezoekers en was onvergetelijk.

“We hadden gerekend op ongeveer 2500 man en het budget was ook daarop berekend. Er hing net genoeg licht om een flinke kantine te vullen maar ondanks dat, of misschien wel dankzij dat, was Rave 1 een supersucces, we wisten niet wat ons overkwam.” Het moment dat “Dominator” werd ingestart tijdens het live-optreden van Human Resource zal ik nooit vergeten. Ik liep in de hal en hoorde daar het massale gillen van de hele zaal. Dat vergeet je nooit meer. Het is jammer dat je tijdens zo’n party meer bezig bent met de (chaotische) gang van zaken bij de garderobe dan met het genieten van het feest. Het doet me nog altijd goed dat ik mensen tegenkomen die zggen dat “Rave 1” hun eerste echte house-party was. En dat geldt echt voor velen!

Rave the City kreeg nog enkele navolgers maar Rave 3 is voor Peter van Leeuwen nog steeds de mooiste.

“Die was weer in Houtrust maar ditmaal mochten we allebei de zalen gebruiken. De gabber en de mellow-zaal was dat. Leuk hè? Die kretologie toen. In de gabberzaal stonden alle kneiters, zoals Gizmo, Dark Raver en Charly Lownoise en in de mellow-zaal stonden mensen als Danny B. (wie?), Robin Albers (Jaydee) en een zekere J. Engelaar uit de iT. J. Engelaar, zo stond het echt op de poster! De naam “DJ Jean” kwam vlak daarna, Jan draaide toen echt nét in de iT! Rave 3 was echt de mooiste, met 10.000 man op een locatie waar er maar 6000 in mochten van de Brandweer (“Ja, we zitten nu wel dicht tegen de 6000 aan denk ik”, zei ik dan tegen die knikkende brandweermannen). House party’s werden net een beetje bekend en berucht. Zo belde de middag voor Rave 3 iemand met de politie om te melden dat er tijgers en leeuwen los rondliepen op het Houtrust-terrein! Ze hadden de vrachtwagen van Tony Boltini voor de deur gezien. We hadden bij Boltini een leeuwenkooi geboekt als danskooi en de bewoners hadden de ontbrekende leeuwen er zelf bij bedacht, erg grappig allemaal. We hadden die avond trouwens wel een echte slangen-act geboekt. Het was niet zielig voor de slangen om tussen 200.000 Watt geluid geplaatst te worden want slangen zijn doof, zo wist de beste man ons te melden. Hoe hij dat wist weet ik nog steeds niet want gebarentaal is bij slangen lastig. In ieder geval was de slang misschien wel doof maar niet gek want hij was nogal gespannen. Dat merkte de slangen-man tijdens zijn optreden ook. Hij werd echt bijna gewurgd! Wij dachten dat het erbij hoorde maar later hoorden we dat de man echt benauwde momenten heeft gekend! Ik gunde het de slang wel, een beetje revanche.”

Rave the City 4 was qua aantallen bezoekers en omzet veruit de beste; “The Erotic Kingdom” trok bijna 14.000 bezoekers en was qua aankleding uniek. Veel sexueel getinte shows baarden opzien (dat kon toen nog) en de Statenhal barste uit haar voegen. Peter van Leeuwen heeft er gemengde gevoelens bij. “Je merkte toen dat er echt al een ‘gabber’-sfeer aan het ontstaan was. Hoezeer wij ook vochten tegen deze ‘verharding’ door de DJ’s op te dragen zowel mellow als gabber te draaien…. het was zinloos. De sfeer werd aggressiever en het “Joden, Joden”-roepen werd een hype. Voor mij persoonlijk was de lol eraf, ondanks dat de kreet “Hakkuh!!” nota bene door onze eigen Dark raver was bedacht, hetgeen ook wel weer iets leuks betekende. Later bleek ook dat de gabber-feesten ontspoorden. Mensen werden beroofd van gouden kettingen, waardoor wij sommige ID&T feesten gekscherend “Plunderdome” noemden.”

Toen hield het opeens op met Rave the City. De “Rave 5” in de Rijnhal in Arnhem wordt door de fans toch wel gezien als de laatste “echte” Rave, ook al was de entourage niet meer te vergelijken. Peter: “De politie in Arnhem had nog nooit zoiets gezien. Iedere bezoeker werd echt als potentiële vijand gezien, hetgeen het fouilleren niet ten goede kwam. De party-zelf was echt wel gaaf. We werkten voor het eerste samen met Robin Hagen, die bekendheid geniette door feesten als “Something 4 your mind”. Hij had de Rijnhal kunnen boeken en had ons benaderd om samen te werken. Aangezien Den Haag geen house-feesten meer toestond leek ons dat een goed plan. We werden gedwongen om uit te kijken naar mogelijkheden buiten de stad, een erg domme beslissing van het toenmalige gemeente-bestuur. Den Haag had wederom als muziekstad nummer één bekend kunnen staan.”

Hoe het ook zij, Rave 5 was een groot succes en er werd gesmeekt om een vervolg. Dat kwam uiteindelijk in Rotterdam tot stand: de Mega Rave-organisator George Ruseler wilde samenwerken in de Energiehal. Van Leeuwen zegt daarover: “We zouden gezamenlijk twee feesten geven: één onder de naam Mega Rave en één onder de naam “Rave the City 6: Dinosaur Park”. Het eerste feest keken we – een beetje vanaf de zijlijn- toe. George (“Sjors”) deed zijn Mega Rave en de dag vóór het feest gingen Rob (mijn compagnon) en ik kijken. Er hing één trustje met lampjes. Dat was het. Ik vroeg aan Sjors of dit het was. “Néééé man, morgen komen er nog drie vrachtwagens!!” zei hij. Die vrachtwagens zullen misschien best gekomen zijn maar meer lampen…. die kwamen er niet! Het was echt heel erg donker en Rob en ik keken elkaar aan: dit was geen feest organiseren….dit was mensen oplichten!”

“Een maand later waren we zelf aan de beurt. ‘Dinosaur Park’ was een thema met de net uitgekomen film “Jurrasic Park” in het achterhoofd. Mega grote -opblaasbare- Dinosaurussen werden gehuurd, een poort die aan de echte film deed denken en vooral veel, veel licht en geluid. Rave the City ten voeten uit. Echt waar voor je geld, dat idee. De na-calculatie hebben Rob en mij nogal wat hoofdbrekens opgeleverd; hoewel Rave the City meer mensen had getrokken had George Ruseler meer geld verdiend met zijn Mega Rave. Wie was er eigenlijk slim?”

In 1995 volgde nog een tweede Rave in de Rijnhal Arnhem, “Rave the City on the Beach”.

De allerlaatste ‘echte’ Rave the City werd in 1996 – bij Gods gratie- opeens weer mogelijk in onze eigen Haagse Statenhal. We waren 4 jaar lang niet welkom geweest. Ondanks de sluitingstijd van 04.00 uur durfden we het aan. Rave the City was toch een begrip en de mensen zouden best begrijpen dat we nu eenmaal niet later mochten doorgaan van de gemeente. Daarom begonnen we ook om 21.00 uur. Als je eenmaal binnen bent is dat alsnog 7 uur feesten! Dat begrijpen mensen echt wel, zo hadden Rob en ik gedacht. Dat bleek een misvatting. Rave 7 werd geen succes. 6000 man in de Statenhal is gewoon niet genoeg. Het was dan ook geen aanmoediging om nogmaals een Rave te organiseren.”

Terugkijkend vervult Rave the City Peter van Leeuwen toch met enige trots: “Als pionier ben je vaak uiteindelijk niet de winnaar. ID&T en anderen gingen door waar wij stopten. Misschien wel omdat de lol er snel vanaf was en wij niet -zoals ID&T- besloten echt een professionele benadering erop los te laten. Feesten die niet leuk zijn noem ik zelf geen ‘feest’. Er is ooit nog een commerciële beslissing gemaakt om een Rave in Zwolle te geven maar die avond willen we allemaal graag vergeten denk ik, ondanks het financiële succes. Wat een drama. En wat een eind rijden!”

Van Leeuwen in de muziek
Naast de Rave the City-party’s hielden Van Leeuwen en zijn compagnon Rob Velders zich bezig met de platenzaken Stad Den Haag Records (waarvan het tweede filiaal in 1991 werd geopend in de Schoolstraat in Den Haag) en begonnen ze met het uitbrengen van platen op ‘Rave Records’, hetgeen later uitgroeide tot platenmaatschappij Combined Forces waar artiesten als Gala, Remy, Sander Kleinenberg, Vincent de Moor en Gizmo onderdak vonden.

“Combined Forces was een mooie tijd. We begonnen echt als een clubje vrienden en gek genoeg waren de plaatjes die we uitbrachten ook allemaal best succesvol.”

Met EVA, een samenwerkingsverband tussen EMI, Virgin en Ariola, brachten ze enkele Rave the City-cds uit en enkele Mellow Moods-verzamelaars, clubverzamel-cds gemixed door DJ Remy.

“Het was in die tijd nog allemaal lekker ongecompliceerd. Pas later, toen we dankzij het succes steeds groter en professioneler moesten gaan denken, kwamen er akelige woorden als ‘targets’ en ‘omzetprognoses’ boven tafel. De lol is er eigenlijk af, op zo’n moment. Er is niet aan te ontkomen maar het is een enorm verschil of je blij bent dat een plaat het goed doet of dat de plaat het goed moét doen. Maar ja, zo is de wereld nu eenmaal. Is niet erg maar wel een beetje jammer soms. Tegenwoordig is er dankzij het Internet geen gulden, laat staan een Euro, meer te verdienen in de platen business. Het heet niet voor niks “down”loaden.”

Toch is Combined Forces één van de meest succesvolle ‘independent’ platenmaatschappijen van de jaren 90 gebleken. Peter van Leeuwen: ” Ik weet nog dat mijn compagnon Rob het kantoor binnen kwam met de tekst: “er staat deze week geen één plaat van ons in de top 40!”, hetgeen wij onszelf moesten aantrekken. Tegenwoordig (en destijds eigenlijk ook al) is het een wonder als je één plaat in de top 40 krijgt!”

Hoogtepunt was de samenwerking met Polydor (nu Universal) waar Combined vele hits wist te brengen. Het einde van Combined Forces als zelfstandig bedrijf ligt in 2001, toen een fusie-plan met EMI door de EMI-directie op het laatste moment werd teruggedraaid. “We werkten hard aan EMI-produkten als Kate Ryan,” vertelt Peter, “toen opeens de stekker eenzijdig werd getrokken. We waren als company helemaal ingericht op een defintieve samenwerking, met zelfs een kantoor in Hilversum!”

Het was een grote klap. “Voor artiesten als Sander Kleinenberg, Remy, Pronti en Kalmani (Alice Deejay) maar ook Don Diablo (destijds nog hardhouse-producer) werden alle vooruitzichten weggenomen, eigenlijk buiten onze schuld. Uiteindelijk is iedereen nog goed terecht gekomen maar het gaf ons (Rob en mij) een vervelend gevoel. De hele back-catalogus van Combined is inmiddels overgenomen door Armada Music van Armin van Buuren. Zij maken nu nieuwe releases van oude Combined-nummers. Wel een rare gewaarwording als je in de winkel opeens met een Deal, Walnut, Taste of 070-release in je handen staat, terwijl je er niets vanaf weet.”

Van Leeuwen in de horeca
De Tempel (1 juni 1992 – 29 januari 2005)

In juni 1992 brak er een nieuwe periode aan in het leven van Peter van Leeuwen. Discotheek “De Tempel” stond te koop en de heren vonden het na het organiseren van feesten, het runnen van een radiostation, het uitbrengen van platen en het exploiteren van een tweetal platenzaken een logische stap om de circel rond te maken.

“Zoals bij zovelen het misverstand bestaat dat als je leuke feesten kunt organiseren je ook een discotheek kunt runnen, zo leefde dat misverstand bij ons aanvankelijk ook. Het is dat Elwin Giel ons kwam assisteren want Rob en ik hadden de ballen verstand van het runnen van een discotheek. Elwin had management gestudeerd in Madrid, Frankfurt en Londen en had stage gelopen bij een groot discotheekbedrijf in Engeland. Zo belandde hij uiteindelijk in de Palace in Zaandam, waar hij namens dat Engelse bedrijf als directeur was aangesteld. Hij was bijvoorbeeld verantwoordelijk voor de start van de ‘After Hour Power’-feesten in de Palace door Vandy O’Mall de kans te geven de club af te huren. Ik heb daar wat leuke ochtenden meegemaakt! Toen Albert Heyn zijn oog had laten vallen op het terrein van de Palace om daar het hoofdkantoor te bouwen werd Elwin ontslagen. Eigenlijk al enkele maanden daarvoor, maar goed. Daardoor had Elwin tijd vrij om ons in de beginfase van de Tempel te helpen. Dat was althans de bedoeling want hij is nooit meer weggegaan uit onze discotheken business (althans: tot en met 2006, red.)”

Van Leeuwen (vrijwel altijd in combinatie met Giel en Velders) is in de loop der jaren eigenaar geweest van:

The Opera in Arnhem (1994-2003)

In onze zoektocht naar nieuwe uitdagingen diende zich opeens de mogelijkheid aan om “The Box” in Arnhem over te nemen voor een zacht prijsje, iets van drie ton guldens. The Box was ooit, in 1985 met veel bombarie geopend met niemand minder dan Tina Turner op de openingsavond en enige tijd werd NCRV’s “Popsjop” met ons aller Jaap de Groot opgenomen in The Box. Helaas voor de eigenaren bleek The Box geen blijvertje. In oktober 1994 namen Velders, Giel en Van Leeuwen de zaak over. De zaak moest totaal worden verbouwd maar voor de “time being” werd de zaak nog even als “The Box” gerund. De eerste avond bleek memorabel voor Van Leeuwen.

“Van een soepele overname was geen sprake. De oude eigenaar had het werkende personeel nauwelijks geïnformeerd en dus stonden er opeens drie nieuwe, jonge eigenaren voor de groep. Het aanwezige personeel ging achteruit zitten met een houding van: “dit moeten we nog maar even zien.” Elwin Giel begon een heel verhaal over wie we waren en wat er allemaal zou gaan veranderen en hoe leuk het allemaal wel niet zou gaan worden maar het personeel bleef sceptisch. Eén van de punten was dat het personeel voortaan “wit” betaald zou gaan worden en dat sloeg in als een bom. Voor we het wisten was de hele groep opgestapt! Er was niemand over! We stonden met zijn drieën enigszins raar te kijken maar besloten daarna snel tot aktie over te gaan. Een Haagse ploeg medewerkers werd gebeld met de mededeling dat ze ‘als de sodemieter’ naar Arnhem moesten rijden. Dat viel de Arnhemse ploeg een beetje tegen. Ze hadden toch minstens verwacht dat wij in paniek alsnog een beroep op hen zouden doen maar niets was minder waar. Al snel kwamen enkelen zich weer vrijwillig melden (waarvan één tegenwoordig de vrouw is van Elwin Giel trouwens, haha) om tóch maar te gaan werken. Erg grappig allemaal.”

Van Leeuwen herinnert zich nog een voorval. “Wij waren natuurlijk Haagse jongens en met het oosten van het land hadden we helemaal geen ervaring. Omdat die eerste avond zo rommelig verliep waren we wat later open dan normaal. Ik stond bij de voordeur en een Arnhemse jongen tikte op het raam. Ik opende de deur en de jongen zei: “hé, hoe laot gaot t hier los?”, hetgeen ik interpreteerde als: “hoe laat is het hier écht helemaal feest?” Dat het écht los gaat. Het bleek de Arnhemse uitdrukking voor “hoe laat gaat het hier open?”. Genant natuurlijk. Eigenlijk hadden we toen al moeten beseffen dat het hier nooit een groot succes zou worden.”

In november 1995 opende de totaal verbouwde zaak als “The Opera”. Peter: “Het was een enorm succes. Mensen uit alle hoeken van het land wisten de zaak te vinden. Dat bleek even schrikken toen we dankzij de Arnhemse wetgeving om 02.00 uur moesten sluiten (met politieagenten in de zaak om het tijdstip exact te controleren). Voor de mensen van buiten de stad was dat ook aanleiding om steeds minder te komen. Toch waren de eerste jaren van The Opera geweldig. Tot -zeg maar- 1999 was de zaak een groot succes, zeker voor Arnhemse begrippen. De eindtijd van 02.00 uur bleef echter een probleem en langzaam liepen de bezoekersaantallen terug. Erg jammer.”

De herstart als “O Arnhem” bleek ook geen langdurig succes. Van Leeuwen: “Zo jammer, want de Opera, en later de O, was écht een schitterende zaak. Ik liep daar altijd met trots naar binnen. De club had in een andere stad moeten staan want in Arnhem willen de mensen echt weinig helaas. Ze klagen dat er niks te doen is maar komen niet als er wél wat te doen is. Dat hebben we later met Dancepop nogmaals aan den lijve ondervonden. De ‘leuke’ Arnhemmers vinden dat trouwens zelf ook van hun stad.”
Asta Movement in Den Haag (1996-1998)
Na het sluiten van de beroemde bioscoop Asta in Den Haag slaagden twee gewiekste jongens erin om Pathé (het moederbedrijf) zover te krijgen om in plaats van voor een leegstaand pand te kiezen voor een tijdelijke club. Vreemd genoeg ging Pathé daarmee accoord en zo konden Kevin en Winodj (de twee gewiekste jongens) hun gang gaan in het voormalige bioscooppand. Het gebrek aan ervaring brak de jongens op twee manieren op: ze hadden het geld al uitgegeven voordat een opening in zicht was en ten tweede: de gemeente wilde niet met twee onervaren ondernemers in zee voor zoiets groots als de Asta. Via enkele omwegen kwamen Van Leeuwen, Giel en Velders in gesprek met de jongens en een samenwerking volgde. De jongens hielden nog 49% over maar konden wel leren van de expertise van de nieuwe compagnons. Asta zou maar een jaar duren dus er moest optimaal worden geëxploiteerd.

Van Leeuwen: “Ik kan me achteraf voorstellen dat de jongens een wrang gevoel overhielden aan onze samenwerking. Asta was vanaf dag één (13 september 1996) een enorme hit dus als je dan met de helft van je eigen winkel overblijft is dat even slikken. Toch meen ik achteraf dat de jongens er een goede zaak mee hebben gedaan. Ze hadden voor aanvang het barpersoneel zóveel geld geboden dat ze -ondanks het succes- alsnog geen gulden verdiend zouden hebben. Wij hadden de salarissen teruggedraaid naar een normaal niveau en draaiden zo goede omzetten met goede winsten. Dat hadden de jongens ook nodig omdat ze voordat de zaak überhaupt begonnen was allebei al een Mercedes hadden besteld.”

Asta was een unieke zaak in Den Haag. Nooit eerder had de stad een grote discotheek in het centrum gehad en het publiek stroomde massaal toe. Van Leeuwen hierover: “Het Spui was soms totaal ontregeld. Trams konden nauwelijks verder rijden en de rijen stonden tot aan het kantoor van de Haagsche Courant (wat destijds op de hoek van de Spuistraat en het Spui was gevestigd). Echt enorm kicken om mee te maken natuurlijk. De Tempel was ook populair maar dit sloeg alles. Duizend of tweeduizend man is een verschilletje! Vooral de eerste keer Paul van Dyk in de Asta herinner ik me nog goed. Paul wist niet wat hij moest verwachten maar omdat ik hem al eerder had geboekt in de Tempel en The Opera in Arnhem kon ik hem geruststellen. Ik haalde hem, met de auto van vriend Fred, op in zijn hotel en toen we het Spui op kwamen rijden zag hij alléén maar mensen in de rij staan. “Woooow!” zei hij enthousiast en hij haalde daarmee de woorden uit mijn mond. Paul van Dyk was toen nog niet zo’n bekende naam en zijn “For an Angel”-plaat was maar net uit. Het werd een topavond. Onvergetelijk!”

Asta duurde uiteindelijk niet slechts één jaar maar anderhalf jaar. OP 4 april 1998 was het echt afgelopen. Peter: “De slotavond van Asta, BASTA geheten, was werkelijk ongelooflijk. In samenwerking met Johan Cyber hadden we niet alleen Paul van Dyk maar ook Carl Cox in de programmering. Kom daar nu nog maar eens om! Niet alleen qua bedrag maar ook qua combinatie! Alles kon toen. Heerlijk! Ik weet nog hoe ik me voelde toen ik die ochtend de Asta verliet. Heel erg verdrietig. Het besef dat ik er nooit meer binnen zou komen was een ramp. Wie kon toen weten dat er 5 jaar later nog een tweede kans zou komen?”

Omdat de leegte na Asta toch enigszins moest worden opgevuld gingen Giel, Velders en Van Leeuwen op zoek naar alternatieven. Die alternatieven waren niet voor het oprapen, ook niet voor de zeer goed meedenkende Gemeente. Hilarisch moment was toen één van de gemeentelijke ambtenaren het idee voor een club onder het Buitenhof opperde. Daar lag nog een oude schuilkelder. Op TV West maakte de man zich onsterfelijk door in een soort Koot en Bie-setting de door hem bedoelde schuilkelder te bezoeken. De schuilkelder bleek 7 meter lang en ongeveer één meter hoog. “Ja, er moet natuurlijk nog wel wat aan gebeuren,” zei de man tot slot. Echt schitterende televisie, aldus Van Leeuwen.

Het zoeken naar lokaties ging ver. “We waren zelfs in een ver gevorderd stadium met de Anton Philipszaal! We zouden dan pas om twaalf uur ’s nachts opengaan en de zaal van de Philipszaal moest dan in een uur tijd (na de concerten) omgetoverd worden tot discotheek. Dat was dankzij de goede infrastruktuur van het theater nog haalbaar ook! De direkteur zag het best zitten. Het was natuurlijk een droomlokatie geweest, mooier konden we niet bedenken. Nog niet trouwens. Na bestudering van de architecten kwam er slechts één groot probleem naar voren: de speakers zouden hoe dan ook wel ergens in de zaal moeten worden bevestigd en dat zou ten koste gaan van de uitgekiende akoestiek van de Philipszaal. Daarom is het uiteindelijk niks geworden. Erg jammer natuurlijk. Maar misschien wel logisch ook, haha.”

Omdat ook de twee andere compagnons (Kevin en Winodj) van de Asta een aparte zoektocht waren begonnen naar nieuwe lokaties werd het er niet makkelijker op. Zij vonden uiteindelijk een plek in de oude Marathon waar het mislukte “Dance Parliament” stopte. Men zou enkele maanden later opengaan als “Intenz”, een groots opgezette discotheek met allerlei hi-tech snufjes (creditcards i.p.v. muntjes) en vooruitstrevende muziek (met resident DJ Sander Kleinenberg, die zijn tijd ver vooruit was). Intenz werd geen succes en draaide slechts iets meer dan drie maanden voordat de exploitatie moest sluiten. Op de diverse creditcards van de bezoekers stond nog 150.000 gulden open. Daar konden de bezoekers gevoegelijk afscheid van nemen. Intenz was achteraf gezien nét iets te vroeg met spannende dingen. Den Haag was er nog niet klaar voor maar het initiatief was gedurfd en zéker vernieuwend.

Van Leeuwen, Giel en Velders geloofden na de Asta enorm in de aantrekkingskracht van het Centrum en kozen voor een kleinere variant. De voormalige club “De Tijd” was inmiddels als “Artiz” voortgezet om de Asta enigszins tegenspel te bieden maar ook na het sluiten van Asta bleek het publiek niet gemotiveerd om de zaak te bezoeken. Ook het “BPM” initiatief van Randy Katana was geen lang leven beschoren en dus openden de heren:

The Opera Den Haag (1998-2000)

De naam en de logo’s waren al klaar aangezien de Opera in Arnhem al bestond. De Haagse versie was natuurlijk een stuk kleiner (capaciteit in Arnhem 1750 man, Den Haag 500 man) maar toch had The Opera Den Haag potentie. Dat bleek. In tegenstelling tot wat men verwachtte van oud-Asta ondernemers werd de Opera geen house-zaak. Top 40, dance en classics werd het format en de zaak zat op vrijdagen en zaterdagen helemaal vol. Leukste dag was echter -volgens Van Leeuwen dan – de dinsdag.

“We konden weer verder met Mellow Moods en The Opera was de ideale zaak voor ons dinsdag-feestje. Precies groot genoeg en al snel gezellig. We hebben daar erg gezellige avonden meegemaakt, al waren de MAW feesten op zondagavond ook geweldig.”

The Opera werd eigenlijk de das omgedaan door drie factoren: ten eerste was de wateroverlast in de kelder ondraaglijk. “Elke dag stond alles onder water!” Ten tweede was er een constant zeurende buurman. “Mijnheer Aubert. Ik vergeet hem nooit. Zeuren, zeuren! Elke dag had ik hem aan de telefoon. Ik ben een paar keer bij hem thuis gaan luisteren en je hoorde vrijwel niks. We hebben hem nog aangeboden om zijn huis kosteloos te isoleren maar hij wilde ons weg hebben. Kost wat kost. Op de allerlaatste dag dat we in The Opera zaten hebben we alle versterkers voluit gedraaid. Kinderachtig natuurlijk maar wát een heerlijk gevoel!” En ten derde: de heren hadden inmiddels een eigen concurrent in de wereld geholpen: de “O” in Den Haag werd een zodanige hit dat de aantallen bezoekers in The Opera terugliepen. Toch waren water en geluidsoverlast de voornaamste redenen van het stoppen van The Opera op 3 januari 2000.

«O» Dance Theatre in Den Haag (1999-2003)

“De meest succesvolle zaak die Den haag ooit gehad heeft al hoorde je daar nooit wat over in de media, die dachten allemaal dat Asta de meest succesvolle club was die Den Haag ooit gekend had maar «O» haalde dubbele aantallen bezoekers en ook dubbele omzetten. Gek genoeg was de «O» buiten Den Haag bijna populairder dan binnen Den Haag!”

Het onstaan van «O».

De Marathon was jarenlang dé club van Den Haag. De zaak zat 4 dagen in de week vol en kende haar hoogtijdagen in de jaren 80. Na de opkomst van de house-parties (en de aanvankelijke scepsis van eigenaar Frans Winterswijk over housemuziek in het algemeen) kreeg de zaak het moeilijk. Mensen kozen ofwel voor de ‘losse’ housefeesten ofwel voor de kleinere, ‘hippe’ clubs. Eind 1997 vond Winterswijk het genoeg. Omdat de zeer succesvolle Asta Movement eigenlijk had moeten stoppen per 1 januari 1998 dacht Winterswijk, aangespoord door adviseurs waaronder Walter Maandag, dat de Marathon tijdig moest verbouwen om de leegte die Asta zou achterlaten op te kunnen vullen. Dance Parliament werd de nieuwe naam en het concept was simpel: doorgaan op de weg die Asta succesvol had bewandeld.

Het bleek geen succes. Walter Maandag kreeg het al snel aan de stok met eigenaar Winterswijk en werd onvriendelijk verzocht het pand te verlaten. Een opvolger was er eigenlijk niet waardoor de zaak weer op de oude “Marathon”-manier werd gerund. Na het sluiten van Asta Movement op 4 april 1998 kwamen de mede-eigenaren van Asta, Kevin Hoogerheide en Winodj Sriram naar Winterswijk toe met het plan om een nieuwe zaak te beginnen. Winterswijk moet onder de indruk geweest zijn van de jaarcijfers en de reputatie van Asta Movement en durfde het avontuur aan.

“Intenz” ging de nieuwe zaak heten en de zaak zou het “allemaal wel eens even helemaal anders doen”. Wat was er anders? De hele Marathon werd verbouwd. De twee aparte zalen werden bij elkaar getrokken, hetgeen een wijdsere uitstraling creërde. Wat was er nog meer anders? Betalen aan de bar kon bijvoorbeeld niet. Daarvoor had je een soort creditcard nodig die je kon laten opwaarderen bij het enige kassameisje dat daartoe gerechtigd was. Het nadeel was dat de cards regelmatig weigerden en je aan de bar geregeld je zojuist gedane bestelling weer teruggenomen zag worden door de barkeep(st)er. Was geen pretje als je net 150 gulden had betaald. Na het sluiten van Intenz bleek dat er nog 150.000 gulden aan nooit uitgekeerde waarde op de uitgegeven creditcards stond. De mensen konden naar hun geld fluiten. Ook qua muziek was Intenz anders; Sander Kleinenberg deed de muzikale programmering en Sander was zijn tijd ver vooruit. Niet iedereen bleek er klaar voor. Intenz was een kort leven beschoren. Slechts drie maanden hield men het vol. De laatste avond werd gekenmerkt door een afsluiting van het GEB, het energiebedrijf. Dat is althans de officiële lezing. Met een volle zaak viel opeens alle stroom uit. En zo werd het weer donker in de Marathon.

Frans Winterswijk zat met een probleem; een lege zaak (letterlijk, want bijna alle apparatuur was door niet betaalde leveranciers teruggenomen) en geen huurders. Van Leeuwen en Velders kenden Frans al jaren. Van Leeuwen dankzij de “Mega Dance Festivals” die destijds namens Radio Stad Den Haag waren georganiseerd in de Marathon, Velders kende Winterswijk al langer. Sterker nog: Winterswijk kon zich Velders en zijn vrienden nog bijzonder goed herinneren uit de jaren 80…. De gesprekken kwamen tot stand en na aanvankelijke bedenkingen bij vooral Elwin Giel stapte het driemanschap in het avontuur. De Marathon was inmiddels een besmette zaak. Twee initiatieven hadden het maar kort gered en de algemene opinie was niet best. “Het bleef toch de Marathon” was een veel gehoorde klacht.

Op 12 juni 1999 opende «O» haar deuren. De openingsavond was bomvol, 3500 bezoekers wilden “het wel even zien”. Uiteraard waren weer veel Hagenezen ontevreden; te druk, te warm… je kent het wel. Er was een nieuwe lichting DJ’s aan het doorbreken. De oude namen, Dimitri, Marcello, Ronald Molendijk, Jurgen en Isis, waar de Asta succesvol mee had gedraaid werden steeds minder populair. Nieuwe namen als Tiësto, Armin, Tom Harding en zelfs José bleken opeens veel meer aanhang te hebben.

Van Leeuwen over die kentering: “Dat was best even wennen. Ik had de naam Tiësto al vaak gehoord – ten tijde van de Asta werd ik gestalkt door Dave Lewis, zijn manager- en daar had ik tegen gezegd: “Asta gaat bijna sluiten dus ik wil alleen de écht grote namen. Tiësto kent niemand….” Ja, ik denk ik er nog wel eens aan terug haha. De «O» had het momentum. Trance werd echt HUGE en wij waren daar als voortrekker precies op tijd bij. In die tijd draaide Tiësto bijna elke twee, drie maanden in de «O», dat kun je je niet meer voorstellen. We hebben zelfs één avond gehad waarop hij niet kwam opdagen. Dat was in de begintijd. Er waren twéé mensen die kwamen vragen of Tiësto nog kwam. Twee! Moet je nu eens doen, adverteren met Tiësto en dan een no-show hebben…. dan kan je beter een snelle auto hebben en daar heel snel instappen. Toen dat tv-programma was uitgezonden waarbij Tiësto huilend van het podium kwam na Inner City is het eigenlijk pas écht een gekkenhuis geworden. Vanaf januari 2000 is de «O» eigenlijk elke week vol geweest.”

“Het mooiste was dat je in die tijd elke zaterdag naar je werk “mocht”. Het was echt een feest. Ik herinner me dat ik op weg naar de «O» echt hardop tegen mezelf kon zeggen: het is weer zaterdag!!! Natuurlijk ga je na verloop van tijd alles een beetje idealiseren en er zullen best wel mindere avonden tussen gezeten hebben maar de avond scoorde toch altijd een ruime zeven.”

“Of er ook tienen tussen zaten? Jazeker wel. Armins 12 en een half uur set bij “Armin Only” is absoluut de eerste die ik noem. Wat een feest was dat. Om elf uur ‘s-avonds stonden de mensen al voor de deur en eigenlijk hadden we om half één s-middags nog niet eens hoeven stoppen. Verder natuurlijk de twee Carl Cox-avonden, waarvan de tweede duidelijk honderd keer leuker was, de avonden met Paul van Dyk, waarbij ook Dance Department met Wessel van Diepen live uit de club kwam, eigenlijk zijn het er teveel om op te noemen. De Tiësto-solo’s waren natuurlijk ook altijd hoogtepunten. Ik kan zelfs zeggen dat die keer dat we Jody Bernal hadden geprogrammeerd op zondagmiddag een hoogtepunt was. 1700 kinderen stonden om 12 uur ‘s-middags al voor de deur en wij hadden niet geslapen…. Kinderen en niet geslapen…. het gaat toch al zo lekker samen. Ik ben nauwelijks van kantoor geweest maar het was wel een memorabele dag. Heerlijk.”

“Wat ook erg leuk was waren de deelnames aan de Fast Forward, de danceparade in Rotterdam. Daar hebben we drie keer aan meegedaan volgens mij. Tijdens de eerste editie waaide bij iedereen het decor van de Erasmusbrug maar was het wel gezellig dankzij de uitdrukkelijk verboden hoeveelheid alcohol aan boord. De laatste editie, in 2002, was de beste. Armin Only op de truck. SBS6 was erbij om opnames te maken voor Hart van Nederland en we hadden toen echt alles uit de kast gehaald. Een eigen oplegger geregeld, een lage legger heette dat, een enorme hoeveelheid licht en geluid erop gezet, confetti-kanonnen, rookmachines en niet onbelangrijk: Armin van Buuren. We waren toen zelfs al bezig met live-stream, hetgeen vanaf een rijdende truck toen nog een unicum was. Ook toen was er ruimschoots alcohol aanwezig omdat Nico en ik in alle vroegte de onschuldig uitziende colaflessen hadden gevuld met Four Roses. Om half negen bij Albert Heyn…. op zaterdag…. alleen daarom al zal ik het nooit vergeten! Weet je dat er dan ook echt mensen op zijn?”

Na de brand, halverwege 2002, is er opeens een soort streep door de rekening gekomen. Geen idee waarom. Je kunt echt aan de bezoekersaantallen zien wanneer de brand geweest is. En dat terwijl we geen één weekend dicht waren! Vreemd he? Ach, het is nu eenmaal een feit dat clubs een paar jaar “hot” kunnen blijven en dan gaat men weer ergens anders kijken, het is niet anders. Maar wat een tijd! Jammer dat je dat later meer beseft als op het moment zelf.”

Cocoon in Den Haag (2003-2006)
(“Vond ik een unieke zaak. De combinatie tussen bar en nachtclub kenden we niet eerder in Den Haag. De sfeer was in de eerste tweeënhalf jaar altijd top, daarna was door de opening van Het Paard, Silly Symphonies en One Four de koek een beetje op. Het doet fysiek pijn om te zien wat er met die schitterende zaak na de verkoop gebeurd is.”)

Asta in Den Haag (2003-2006):

Geheel onverwacht kregen we in 2003 opnieuw de kans om Asta ’te doen’. Daar zaten nogal wat haken en ogen aan: er moest voor een Godsvermogen worden geisoleerd en of die isolatie afdoende zou zijn wisten we pas op de avond voor de opening! De tweede keer Asta is natuurlijk niet geworden wat we allemaal gehoopt hadden. Het uitgaanspatroon was veranderd (er is veel meer aanbod dan in 1996), de feesten zijn veranderd (urban rukte massaal op, de clubavonden vielen overal in Nederland bij bosjes) en natuurlijk hebben onze grote vrienden van Het Paard door hun beleid veel ruimte gegeven aan externe organisaties waardoor er vrijwel wekelijks een groot concurrerend feest plaatsvond. Al met al tóch weer een mooie tijd gehad!

Danzig (2004-2007)

Danzig heeft ons allemaal wel een beetje verbaasd denk ik. Zonder al te veel wijzigingen liep de zaak binnen no-time als een speer. Elke vrijdag en zaterdag vol…waar vind je dat nog? Er zijn nog steeds plannen voor een verbouwing waardoor de tweede en derde verdieping ook bij de zaak kunnen worden betrokken.

Tabú (2006-2007)

Dit was toch wel de korste carriere van allemaal. De voormalige Buddha Bar was sinds half september 2006 omgetoverd in Tabú en we waren allemaal erg blij met het eindresultaat. “Ik zou er als “bezoeker” graag zelf komen”, schreef ik nog op deze site. Nu, in juni 2007, kan ik dat gaan bewijzen want Paul T en zijn lieftallige vriendin Ingrid gaan de Tabú vanaf nu runnen. Ik blijf gewoon doen wat ik altijd al deed: aan de bar hangen met een versnapering. Alleen moet ik er nu (direct) voor betalen.

One Four (2007-2009)

Sinds februari 2007 was Peter van Leeuwen ook betrokken bij One Four op de Prinsegracht in Den Haag. Nota bene vlak naast het Paard, de zaak waar Van Leeuwen in het verleden nogal wat kritiek op had. Nu het zijn buren zijn is alles opeens natuurlijk héélemaal OKÉ wat betreft de subsidiëring van dit Popcentrum dat dienst doet als Discotheek. Na een mislukte verkoop in 2008 (door de crisis) kregen Van Leeuwen en consorten de zaak in deplorabele staat terug van de potentiële kopers en was de zaak ten dode opgeschreven. Sinds juni 2009 is de zaak overgenomen door zeven(!) nieuwe eigenaren. De zaak heet nu “Seven”.

Na een korte stop kwam in 2011 het Maliehuisje op Peet’s pad. Naar hij zelf zegt: “Leuk om daar deel van uit te maken. Het had een beetje het imago van een ‘eindstation van de stapavond’, maar ik kan niet anders zeggen dat ik een paar hele leuke jaren heb gehad met -over het algemeen- leuke mensen in het team. Jammer dat het abrupt eindigde, was nergens voor nodig geweest. Den Haag had behoefte aan zo’n zaak.”

Geen horeca-activiteiten voor Van Leeuwen dus meer. “Ik moet zeggen dat ik de collegae niet benijd. Loktieners die naar binnen worden gestuurd om te kijken of ze een biertje kunnen kopen, allochtonen die op een zaak worden afgestuurd om te zien of ze geweigerd worden, natuurlijk de handhaving van het Europees rookbeleid, de opkomst van festivals en de verwendheid die daaruit voortkomt, nee, ik ben blij dat ik even niets met horeca te maken heb. Ik ben nog een blauwe maandag mede-eigenaar geweest van Luden op het Plein, maar daar had ik echt helemaal niks mee. Dat soort horeca is totaal niet aan mij besteed, al doet het me heel goed dat John Prins er een waanzinnig bedrijf van heeft gemaakt. Hij heeft nog wél die drive die nodig is.

Auteur Armin van Buuren – Eén op Eén (in engels: Armin Only)

Onder zijn eigen naam, Coen Bom, schreef Van Leeuwen het boek ‘Eén op Eén’ over Armin van Buuren. Hij volgde de nummer één-dj van de wereld gedurende een jaar naar talloze optredens en sprak natuurlijk met Armin over het leven, zijn huwelijk en over zijn familieband. Het boek kwam in verschillende landen uit en werd vertaald in het Engels en zelfs in het Russisch!

Over het schrijven van het boek vertelt Bom/Van Leeuwen: “Het was een erg leuke ervaring. Ik ging mee naar Mexico, Dubai, Ei-Lat en meer van dat soort oorden. Het heeft mijn waardering voor Armin alleen maar vergroot; wat een zwaar leven. Je moet echt uurtjes slaap sprokkelen. En dan moest Armin ook nog zijn radioshow opnemen op zijn hotelkamer, terwijl ik rustig in de zon zat. Maar goed, hij krijgt er ook veel moois voor terug, want als je die mensenmassa iedere avond zó uitzinnig voor je neus ziet staan… dat is toch iedere keer weer een kippevel-moment.”

Aanvulling: “Het boek schreef ik in 2008. Er is een hoop gebeurd sindsdien, met de hele muziekscene, met mij, met Armin. Het heeft niets meer te maken met de periode die ik in het boek beschreef. Overigens heeft het schrijven van dat boek de lol in het schrijven voor mij een beetje weggehaald. Mensen vragen weleens waarom ik zo weinig meer schrijf. Ik had namelijk een heel ander boek geschreven dan dat wat uiteindelijk uitgekomen is. Zo had ik alles in de “ik-vorm” geschreven, waardoor ik als observator fungeerde. Armin vond het heel erg tof. Omdat er ter elfder ure een nieuwe uitgever kwam, moest alles opnieuw. Mijn schrijfstijl stond ze ook niet aan. “Wat interesseert mij het wat mijnheer Bom ervan vindt?” was bijvoorbeeld een quote. Alles werd herschreven en mijn kindje werd eigenlijk onder mijn handen weggenomen. Persoonlijk vind ik het daardoor ook zeker geen hoogtepuntje uit mijn carrière, terwijl dat het wel had moeten zijn. Neemt niet weg dat ik het niet had willen missen. Armin is een hele fijne gozer en het was heel gezellig en motiverend om met hem op pad te zijn. Wat een professional.”

Deze foto is best uniek. Er staat namelijk ‘Peter van Leeuwen’ op de kaft, in plaats van Coen Bom. Het was de hoes van de dummy, die dus nooit is uitgekomen. Toch staat ie zó op Bol.com. Grappig toch?