Den Haag, 1 februari 2040 “Mijnheer van Leeuwen, wat hadden we nou afgesproken? U zou keurig even bellen als u klaar was met het toilet, toch? Nou zit weer alles onder en dat vind ik niet zo lief van u!” “Maar zuster, ik was al zo lang klaar en ik dacht…” “Ja, daar gaan we al hè? We hadden afgesproken dat u niet meer zoveel zou denken, dat is alleen maar slecht voor u en uw omgeving. We zijn hier met meer mensen en we willen het wel een beetje gezellig houden, hè? Dus wat doen we voortaan als we klaar zijn
met de grote boodschap? Nou?” “Dan bellen we even zuster…” “Dat dacht ik ook. En nou wél doen volgende keer anders word ik echt boos hoor. U bent niet de enige patiënt hier, ook al denkt u soms van wel.” “Hmmwgrmpf” “Wat zei u?” “Ja, zuster” “Dat dacht de zuster ook, nou, en nou slapie slapie doen hè? Tot morgen hè?” Zuster Ursula liep terug naar de verpleegsterspost. “Zo, wat kijk jij boos?” vroeg collegaatje Latoya. “Ja joh, mijnheer van Leeuwen natuurlijk weer. Was weer één bende.” “Ah, was het weer zover?” Ursula zuchtte alleen even. Ach ja, het was een apart verhaal, die mijnheer van Leeuwen. Ze hadden een soort haat/liefde relatie met hem. Aan de ene kant konden ze soms best met hem lachen maar aan de andere kant was het een zelfingenomen, veeleisend en vooral neerslachtig mannetje. Tuurlijk hadden ze gelachen toen hij bij het invullen van het registratieformulier bij het aankruisen van Godsdienst achter “islam” had ingevuld: “vaak”, tuurlijk, maar dat is één keer leuk en dan moet het ophouden. De avond viel en na het insluiten van alle patiënten, zo elke avond rond een uur of 8, werden het even een paar rustige uren voor Ursula en Latoya. Ze konden het goed met elkaar vinden, de twee zusters. Latoya kwam uit een slechte buurt van Den Haag, net aan de rand van de militaire zone in Transvaal. Daardoor had ze hier en daar wel wat kwameisjes-streken. Zo had ze laatst op de zwarte markt maar liefst een heel pakje sigaretten weten te bemachtigen en ondanks dat ze wist dat als dát uit zou lekken ze kon fluiten naar haar baan en haar familie, Latoya was wat dat betreft een gekke meid. Ursula mocht dat wel. Stiekum staken ze samen een sigaretje op en gingen gezellig zitten keuvelen, zoals alleen zusters dat kunnen in andermans tijd. Met de voeten op het bureau en één hand in de nek begon Latoya toch weer over die gekke mijnheer van Leeuwen. “Hoe komt iemand zo hè?” vroeg ze zichzelf hardop af. Van Leeuwen, die altijd de mooiste verhalen had over feestjes waar hij vroeger geweest was en die hij dan zogenaamd ook zelf georganiseerd zou hebben, waar hij geweldige tijden had meegemaakt in een soort loodsen met allemaal mensen erin en harde muziek, of als hij ging vertellen over zijn columns die hij in een grijs verleden zou hebben geschreven op dat oude systeem, hoe heette het ook alweer, o ja, dat Internet, en dat hij zelfs relaties met vrouwen had gehad in een ver verleden. De zusters proestten het uit. Ze moesten er niet aan denken. Wel moesten ze denken aan dat verhaal over “de laatste keer”. Van Leeuwen had ooit op een avond een spraakzame bui en had eens aan een aantal toehoorders een verhaal verteld over het feit dat iedereen het altijd heeft over “zijn eerste keer” maar nooit over “zijn laatste keer”. Dat verhaaltje was wel ok, vonden de casino pa natet zusters. Van Leeuwen had verteld dat iedereen nog weet wanneer hij voor de eerste keer had gezoend met een meisje of voor de eerste keer als bestuurder in een auto stapte maar een laatste keer van iets gaat veel ongemerkter voorbij. Zo vertelde van Leeuwen dat hij vroeger heel graag met Lego speelde en zelfs de dag nog wist dat zijn moeder met een hele grote hoeveelheid tweedehands Lego thuis kwam maar de laatste keer dat hij er mee speelde niet meer kon herinneren. Het bekende probleem van dat moment waarop je bij de slager opeens geen plakje worst meer krijgt of dat je opeens in de tram zelf moet zorgen dat je een kaartje hebt. Normaal regelde je moeder dat. Daar was ze voor. Hij kon het mooi vertellen, die Van Leeuwen, dat moesten ze hem nageven. Over dat hij vroeger met een klein clubje vrienden uit de straat steevast elke avond ging voetballen. Daar bij die molen of op het schoolplein van de Liduina school. Elke avond! Weer of geen weer, zo was schijnbaar de mentaliteit in de vorige eeuw. En dat dus klaarblijkelijk één van die avonden de láátste keer was dat ze daar gingen voetballen zonder dat één van hen dat besefte. Best geinig, daar denk je inderdaad niet over na. Of dat verhaal over school. De eerste schooldag weten veel mensen nog wel maar de laatste schooldag gaat eigenlijk volledig ongemerkt voorbij. Natuurlijk, een eindfeest of de examenuitkomsten weet je nog maar zo’n echte laatste schooldag, waar je na zo’n klotedag met een 8e uur eindelijk om 16.05 uur naar huis mocht, die dagen die weet je niet meer. Zo was Van Leeuwen ook helemaal gek op Playmobil, dat was zo’n soort poppetje uit de 20e eeuw, omdat hij daarmee voetbalwedstrijden naspeelde. Hij en zijn vriendjes hadden dan van papieren plakbandjes voetbaltenues op de Playmobil-poppetjes geplakt en van Lego kun je alles maken dus ook een voetbalgoal en zo speelden ze dan voetbalwedstrijden. Dag in, dag uit. Tot gènante leeftijd zelfs, zo zei hij. Ook daar is toen een dag gekomen dat het de laatste keer was, volgens Van Leeuwen, mede omdat zijn vriendin het niet langer wilde hebben toen hij 30 werd. Van Leeuwen zou niet eens meer weten waar de spullen zijn gebleven, zijn eigen gemaakte goal, de poppetjes….hij kon zich niet meer herinneren ze ooit nog te hebben gezien, ook niet om ze weg te gooien. Wat zou ie zijn? Een jaartje of 72 nu? Dan mag je ook wel een beetje knorrig en weemoedig zijn, zo oordeelden de zusters. Hij had het nog meegemaakt dat er nog gewoon vrij op straat kon worden gelopen door de Schilderswijk, ook ’s avonds en zo, dat de rassen nog gewoon door elkaar heen konden lopen, dat je je mening nog gewoon mocht vertellen, zelfs als die tegen de staat in ging, dat er nog rokerszones op de perrons waren waar je gewoon legaal een sigaret mocht roken zonder te worden opgepakt, waar je nog zonder communicatiechip in je pols kon lopen zodat je soms niet eens bereikbaar was als je dat niet wilde! Ja, je kunt je het nu niet meer voorstellen maar er was een tijd dat dat zo was! Dat er nog Amerikaanse politici waren die geen filmster waren geweest, dat soort dingen. Of dat er ooit een zwarte artiest was die later blank werd en nog weer later werd aangeklaagd voor kindermisbruik. Van Leeuwen had er toen nog begrip voor ook dat de artiest, Michael jackson heette hij, omdat hij altijd een kindsterretje was geweest, later alleen maar aandacht had voor sterretjes van kinderen. “Ik gaat eens wat doen,” zei Ursula, haar benen behendig in één beweging van het bureau naar de grond brengend. “We kunnen niet de hele avond over die ouwe Van Leeuwen gaan zitten beppen!” Latoya knikte. “PIEP”, de zoemer ging. “Wéér die Van Leeuwen, ik vermoord die man nog eens!” Op haar gemak slenterde Zuster Latoya naar de kamer van Van Leeuwen. Ze opende de deur en zei zeurderig: “Mijnheer van Leeeeeuwen, wat is er nou weer?” “Zuster, weet U dat ik…ik..ik vandaag jarig ben?” “Ja mijnheer van Leeuwen, dat heeft u al de hele godganse dag lopen roepen. 1 Februari, dat zijn we echt niet vergeten hoor!” “Denkt U dat ik nog bezoek krijg, zuster?” “Dat weet je nooit mijnheer van Leeuwen, maar u weet dat u eigenlijk geen bezoek meer mag krijgen, hè? Er zijn ook geen mensen meer die u nog willen bezoeken hè? Daar heeft u het wel een beetje zelf naar gemaakt hè? Dat weet uzelf ook wel een beetje hè? Toch?” “Ja zuster, dat weet ik, maar ik dacht…” “Ja, maar daar gaan we weer…denken is niet zo goed voor u hè? Dan komt u weer met die rare opmerkingen. Zoals dat u zich kapot ergert aan het feit dat u niet kunt begrijpen hoe archeologen tot op het duizendste jaar precies kunnen herlijden hoe oud een bepaald voorwerp is, of dat u niet begrijpt dat als er op de Beurs miljoenen worden verloren dat er niemand is die die miljoenen heeft gewonnen en dat u niet begrijpt dat u DIE dingen niet begrijpt maar de tekst van “Heb je even voor mij” foutloos kunt opzeggen, we weten het nu wel zo’n beetje mijnheer van Leeuwen.” “O, nou, toch bedankt zuster.” “Nou, en nu zoet gaan slapen hè? Anders moet ik u weer een spuitje geven op dat plekje waar u het zo vervelend vind!” “Nee, alstublieft niet zuster!” “Nou dan, ga dan lekker slapen, wij hebben ook meer te doen hè?” “Morgen is er weer een dag hè zuster?” “Zo is het mijnheer van Leeuwen, morgen is er weer precies zo’n dag als vandaag. Welterusten.” “Truste zuster”. Zuster Latoya trok de deur in het slot en schudde haar hoofd. “Die Van Leeuwen toch…” Nog meer toekomst: Den Haag, 1 Februari 2004. TRRRRRRIIINNG! Dat was de wekker. Ik ben jarig. Wat een feest. Gelukkig is de midlife crisis nog ver weg….