Kijk, een brand is natuurlijk nooit leuk. Het is ten eerste heel erg heet, warm en buiten dat zijn er ook vlammen bij betrokken. Het is gewoon niet mijn ding. Toch werd ik afgelopen week voor het eerst direct geconfronteerd met een brand en om het allemaal nog erger te maken betrof het de discotheek waar ik op zaterdagavond plaatjes draai, de «O». Het was volgens mijn wekkerradio 03:32 toen de telefoon ging. Gek, op één of andere manier wéét je dat er iets mis is. Ernstig mis. Aan de telefoon kreeg ik Nico, bedrijfsleider van de «O», en Nico staat bekend als iemand die weinig moeite heeft om zich te uiten, normaliter op vrij luide toon. “Ja met Nico”, klonk het zacht. Het was dus echt mis. Zo zacht praat Nico alleen als het echt mis is. “Zeg, ik word net gebeld door de brandweer. Het schijnt dat de tent in lichterlaaie staat.” Ik kon alleen maar reageren met: “Mééén je niet!”, wetende dat Nico het absoluut wel meende. “Ik kom er gelijk aan” zei ik en sprong uit bed. Joggingsbroek-oude trui-gympies-jas-autosleutel-gasgeven, weg. Met een gangetje van 180 op de Sportlaan (gek genoeg min of meer hopende dat een agent me zou aanhouden en ik mijn snelheid kon legitimeren) reed ik richting «O». Ik zag in de verte de oranje gloed van vlammen boven de bomen uitkomen. “Shitshitshitshit” zei ik tegen mezelf. Ik zag de “112-Weekend”-beelden al voor me, in gedachten de stem van dat programma al rustig zeggen: “Ondanks de inspanningen van de brandweer brandde de discotheek tot op de bodem af”. Met 120 door de bocht en toen afremmend omdat de politie al het doorgaand verkeer tegenhield. Mijn raampje zakte tergend langzaam naar beneden. Voor ik wat kon zeggen zei de agent: “U bent zeker van de «O»? Rijdt U maar door maar blijf uit de buurt van de brandweerwagens.” Dat was niet makkelijk, er stonden wel 10 wagens volgens mij. Ik rende naar de brug alwaar ik werd tegengehouden door een politie agent. De vrouw van Nico, Liesbeth, stond er ook. “Nico is wel al daarachter”, zei ze. Ik voelde me hulpeloos, radeloos, machteloos. De vlammen sloegen uit het dak, precies boven het deejayhok van de kleine zaal. Gek genoeg dacht ik gelijk aan mijn platen. “Kuuuuuut, al die klassiekers!”, net of dat op dat moment mijn eerste zorg was. Even later zag ik Nico. “En?”, vroeg ik. Nico vertelde dat de brand op het transformatorhuisje moet zijn ontstaan en dat de brandweer er op zich wel redelijk bij kon. De angst was dat het vuur onder het dak zou slaan, in de luchtverversingskanalen en daardoor dus door het hele pand zou uitslaan. Andere collega's van de «O» kwamen zich melden. De vlammen stopten, de rook niet. Na ongeveer anderhalf uur liepen steeds meer brandweermensen terug naar de wagens. Ze leken niet onder de indruk van de brand. “Ja hoor, het is onder controle” was het ietwat nonchalante antwoord. Om ongeveer half 7 mochten we naar binnen. Bij het woord “pretje” denk ik zeker niet aan het aangezicht dat ik zag. Wat een ravage! Gelukkig was de grote zaal nog intact. Er hing wel veel rook maar dat is elke zaterdagavond ook het geval dus dat zag er niet vreemd uit. Gelukkig nauwelijks roetaanslag op de bars en dergelijke, althans in de grote zaal. Al snel kwam de opmerking “volgens mij kunnen we morgen wel gewoon in de grote zaal open”. De man van de verzekering trok een beslist hoofd: “Nèèhhh”, er was volgens de man geen sprake van. Hij wees op een stoflaag op de speakers: “Kijk, allemaal roet”, zei hij, niet wetend dat deze stoflaag steevast op de speakers verblijft. Gelukkig kwam er snel een tweede man van de verzekering
en die was een stuk positiever. Na een uitvoerige test van de licht- en geluidsinstallatie bleek alles nog te werken. Vanaf dat moment was het pezen geblazen. Professionele schoonmaakbedrijven werkten met man en macht om de boel volledig te reinigen. Elk draadje, ieder spotje, elk flesje, elk glas werd met speciaal spul bewerkt en schoongemaakt. De zaak is nog nooit zo grondig gereinigd. “Schoonmaaktechnisch mag er elke week wel een brandje komen”, grapte ik nog misplaatst. Humor is namelijk een wapen in de strijd tegen dit soort overmacht. Al is de ramp nog zo groot, ik maak altijd wel een grapje. Over een Prins die aan het bed geClausterd ligt, ieder veerbootje levert wel een grapje op en omtrent deze brand kwam ons gehele personeel ook binnen de kortste keren met flauwe, misplaatste grappen aanzetten: “The roof, the roof, the roof is on fire” lag natuurlijk voor de hand, maar ook grappen over Disco Inferno, het feit dat het verhaal als een lopend vuurtje door de stad zou gaan, dat we de verzekering het vuur aan de schenen wilden leggen en de leukste was nog wel onbedoeld over de stichting “Salvage”, een stichting die helpt bij branden. Het is een soort ANWB voor brandschade. Ze regelen echt alles en aangezien het een stichting is kwam de aanvankelijk serieus bedoelde vraag: “Is die man van die Brand-stichting er nog?” We hadden pas later door dat het grappig was. Misschien moet je hem zelf ook nog even teruglezen.Als je het zo hoort lijkt het nog wel een gezellige boel en gek genoeg was dat het ook wel. Dit soort drama's brengt je dichter bij elkaar als groep, iedereen werkte zich echt uit de naad en ondanks de ernst van de situatie (de kleine zaal is echt zeer zwaar beschadigd) hadden we weer een gezamenlijk doel: morgenavond open!! Het is uiteindelijk ook gelukt. Godzijdank. De Sound/Vision afterparty kon gewoon doorgaan. Het was zelfs nog gelukt om een stuk van de kleine zaal (het terras-gedeelte) open te krijgen! Vele ramptoeristen wilden graag de schade bekijken maar dat was door de geplaatste wanden niet mogelijk. Het werd ondanks alles een leuke avond.Maar voor die avond kon beginnen had ik zowaar tijd om naar Sound/Vision toe te gaan! Ik was er ongeveer om 3 uur aangezien ik ook nog radioprogramma moest doen bij Fresh FM. Ik wilde het toch niet missen; nadat ik het zelf al zo'n 10 jaar had geprobeerd om een feest op het Malieveld voor elkaar te krijgen was het de “Stichting Culturele Verbreding” gelukt om de gemeente zover te krijgen om vergunning af te geven. Dat had nog wel wat voeten in de aarde, maar daarover zullen we het niet hebben in deze column. Eenmaal aangekomen bleek dat de door de organisatie toegezegde vip-kaart ook daadwerkelijk klaar lag. Dat vind ik al het halve werk. Hoe vaak gebeurt het niet dat je “Ik heb je niet op de lijst staan hoor. Met wie had je dat geregeld?” krijgt te horen? Vaak. Maar in dit geval was het prima geregeld. Moeiteloos liep ik door de detectie, mede dankzij een neger die vlak vóór mij werkelijk werd gestript, bijna op een “dit gaat even pijn doen”-manier, zodat de aandacht van mijn onschuldige persoontje werd afgenomen. Dat was maar goed ook want ik had een kussensloop met drugs onder mijn oksel meegenomen, haha. Niet echt waar hoor….met dit soort uitspraken moet je heel erg oppassen. Lezers pakken precies de verkeerde quotes uit mijn columns. Ik bedoelde alleen maar te zeggen dat je als blanke toch erg kunt profiteren van de nog steeds levende vooroordelen.”Peet, wat vond je van het festival?” zullen jullie vragen. Welnu, ik was zéér enthousiast. Leuk publiek (misschien voor de organisatie wat te weinig) en de tenten zagen er allemaal goed uit. Ik werd wel helemaal gek van de mensen die me aanklampten: “Wat hoor ik nah? Brand gehad?” Ja. Brand gehad. Ik heb wel 100 keer hetzelfde verhaal afgestoken. Afgestoken….haha. Zie je, zo ontstaan ze. Ik was in de gelukkige omstandigheid dat ik ook in de VIP-tent mocht verblijven en ik heb daarom een handje of 600 geschud.De muziek kon me allemaal minder boeien. Deep Dish was wel duur maar net zo saai als dat ze duur waren (mijn eigen mening) en “Luke Slater live” is oprecht het aller-aller-allerslechtste optreden dat ik ooit heb gehoord! Het was vlak voor tienen en het veld voor het Main Stage was volledig leeg. Er stonden nog 10 dwazen te huppen en dat was het. Toen moest Remy nog. Gelukkig wisten meer mensen dat Remy om 10 uur zou beginnen en dat was voor mij wel het kippevel (of is het tegenwoordig kippeNvel?)-moment: De eerste plaat van Remy resulteerde in een ware volksverhuizing. Iedereen kwam richting Main Stage en de sfeer (die dankzij Slater echt héél erg ver te zoeken was) was in een mum van tijd weer terug. Nou goed, twee mummen, want het geluid stond opeens een stuk zachter dan bij Luke Slater het geval was. MC Erwin (tevens broer van deze hoofd-act) schreeuwde zijn longen uit zijn lijf: “DJ Reeeeeej-miiieee!!!” klonk het veelvuldig. Dat klonk leuk op zo'n festival. Dat klonk minder leuk op Radio 538, het radiostation dat dit deel van de set live uitzond. Ik reed in de auto van het Malieveld naar de «O» en hoorde Erwin en daarna nog een waarschijnlijk door drugs bevangen vriend van de Unger-familie veelvuldig door de microfoon, met als dieptepunt de aubade van de vriend: “Jongûs…geef effe een applaussje for Erwin en Urrol…ja toch?” Bij 538 was iedereen erg blij met deze jongen neem ik aan. Ik reed snel door naar de «O». We moesten bijna open. Gelukkig wel.