Vanmorgen werd ik wakker met een naar bericht: de broer van één van mijn beste vrienden was plotseling overleden. Zomaar. In zijn slaap of in ieder geval zo goed als. Hartstilstand. Dan is het over. Zomaar. Het is natuurlijk sowieso niet te verkroppen dat iemand zomaar dood gaat maar deze jongen was pas 38 jaar en boven alles: een schat van een jongen. Zo’n schat dat je niet kan begrijpen waarom zoiets gebeurt en ook exact de rede waarom ik zo’n hekel heb aan mensen die God erbij betrekken. “Het is Gods wil” vind ik de ergste opmerking die bestaat. Ik kom zelf uit een gezin waarin gelukkig niet aan Godsdienst werd gedaan, ondanks dat mijn beide ouders zwaar Katholiek zijn opgegroeid. Bij iedere begrafenis kreeg ik dan ook standaard de “het is Gods wil”-opmerking te horen en als kind van acht jaar oud begreep ik daar al niks van. “Dan is God toch een ongelooflijke klootzak?” was natuurlijk niet de beste opmerking om dáár te maken temidden van alle rouwenden maar was wél mijn eerste gedachte. “De goeden gaan altijd het eerst” zei mijn tante van 93. Ook alweer zoiets. Dat zegt genoeg over haar, denk je dan.
In de loop der
jaren (dat is het grootste nadeel van ouder worden) verlies je veel bekenden, familie of mensen waar je écht van houdt en er moet toch een punt komen waarop dat een keer genoeg is. Is ouder worden wel een zegen? Ik begin het me steeds meer af te vragen. De jongen in kwestie heet Raymond. Ik weiger over hem in verleden tijd te praten mede omdat alles nog zó vers is en je het gelukkig nog niet allemaal beseft. Het zou te ver gaan om te zeggen dat we ‘vrienden’ waren maar mensen waarbij ik een glimlach op het gezicht krijg als ze aan komen lopen zijn ook niet zo dik gezaaid en Raymond viel in die categorie. In alles verschilden we eigenlijk; Raymond hield van rock en depresieve muziek (Beth Hart) en ik hou eigenlijk precies van alle andere muziek. Raymond was iemand die ALTIJD voor iemand anders klaar stond; ik ben het type van: “als er iets is, je kunt altijd inspreken.” Het is net een verschil.
Raymond was ook snel tevreden. Met alles eigenlijk. Ik zal nooit écht tevreden worden en daarom misschien ook wel nooit gelukkig. Het klinkt als een diepe overpeinzing maar het is de realiteit. Aan de andere kant kan die laatste eigenschap ook worden uitgelegd als “ambitie” en ben ik opeens weer oké in de ogen van deze maatschappij. In mijn eigen ogen ook best wel hoor. Je bent zoals je bent. Raymond werkte jarenlang in onze clubs, in allerlei functies. “Kan jij hier om 5 uur morgenochtend zijn om alles klaar te zetten voor de afterparty?” kreeg hij dan te horen van zijn grote broer, die manager was van onze (grote) discotheken als de Asta en “O”. Een ander antwoord dan “is goed” werd nooit gegeven en vaak was Raymond er -samen met zijn andere broer maar bovenal beste vriend Willem (of Wimpie)- al een half uurtje eerder. Smalend keken ze ons bezwete hoofd aan en terwijl wij nog een bourbon-cola bestelden namen zij een bakkie thee.
Hilarisch blijft het moment dat Raymond klachten had over onze magnetron in de “O”: “Hé die magnetron is niet goed hoor! Hij springt gelijk van 100 naar :59!” Het is nu dinsdagavond en ik zit -soort van- bij Mellow Moods in de One Four. Je kunt je voorstellen dat mijn hoofd er niet echt naar stond. Vrijdag is de crematie en daar zie ik bijzonder tegenop. Zijn moeder en zijn drie overgebleven broers zullen er zijn en ongetwijfeld honderden belangstellenden. Wat moet je zeggen? Niks. En hoe moet je het gevoel onderdrukken dat je zelf ook beseft dat als je nu vrolijk fluitend naar bed gaat er een kans bestaat dat je morgen niet meer opstaat? En dat zelf niet eens beseft? Normaal relativeer ik graag en zeg iets als: “hij heeft er zelf tenminste niet onder geleden” en hoe terecht dat ook moge zijn: ditmaal gaat het niet op. Dit keer vind ik het niet acceptabel. Zeker niet als je weet hoe Raymond was.En terwijl ik het schrijf merk ik dat ik tóch in de verleden tijd ben gaan schrijven over Raymond. Ik zal er maar aan moeten wennen.