Ik was altijd best goed in geschiedenis. Dat kwam in grote mate door mijn (achteraf héél erg homofiele) leraar, de heer Pauw. Ik was toen nog helemaal niet op de hoogte van het fenomeen an sich, homosexualiteit, maar er op terugkijkend was deze man echt het schoolvoorbeeld, letterlijk en figuurlijk. Mijnheer Pauw, de man deed zijn naam eer aan want het woord “ijdel” wordt echt tekort gedaan bij deze man. Altijd tot in de puntjes verzorgd en het was dat zijn bloedsomloop het niet toeliet, anders had hij nóg strakkere broeken gedragen, dat weet ik zeker. Waarom ik deze uitgebreide inleiding gebruik weet ik eigenlijk zelf niet maar hij staat er nu eenmaal. Mijnheer Pauw kon geweldig vertellen. Over Grieken, Romeinen, holbewoners (ja, er begint steeds meer te dagen) en ik herinner me ook nog een les over de Olumpische (zoals zowel Anton Geesink als genoemde heer Pauw het woord uitspreken) Spelen. Over het onstaan ervan dan.
De eerste Olympische Spelen stelden nog geen ruk voor. Er was maar één wedstrijd, een hardloopwedstrijd. Iedereen moest naakt (!!) rennen (ja, die Grieken zijn altijd liefhebbers geweest) en de winnaar was een kok. Ik bedoel maar. Het was 776 voor Gristus, je had nog geen Nike, geen McDonalds, geen IOC-leden om om te kopen, je had zelfs nog geen Jezus, in die tijd regelden mensen als Zeus en Hera het hele geloof nog, kortom: het was allemaal nog erg primitief. “Geef de mensen brood en spelen” was in de oudheid het motto en als er geen brood was, dan maar Spelen. Als ze dáár nou eens wat mee deden in Afrika want dat eeuwige gezeur over “we hebben zo’n honger” weten we nu wel. We hebben allemaal wel eens wat, kom op zeg! Enkele duizenden jaren waren er ‘éven’ geen Olympische Spelen maar halverwege de 19e Eeuw kwamen twee intellectuele Grieken (Zappas en Vikelas, maar dat doet er nu niet toe) op het idee om het idee nog eens nieuw leven in te blazen, zo rond 1850 moet het geweest zijn, ik was nog jong, het precieze jaar weet ik niet meer. De échte herstart van de Moderne Olympische Spelen kwam in 1896 dankzij de Franse Baron Pierre de Coubertin (onthoudt die naam, handig bij Triviant!) en vanaf dat jaar werden elke 4 jaar Olympische Spelen gehouden, behalve in 1940 toen de meeste atleten wat anders aan (of zelfs IN) hun hoofd hadden dankzij de 2e Wereldoorlog.
Op het moment dat ik dit schrijf zijn we 4 uur verwijderd van de start van de Olympische Spelen van 2004. Athene heeft een paar jaar geleden het meest geboden aan de meeste IOC-leden dus mogen deze keer de 8 miljard op tafel leggen om even 17 dagen in
de belangstelling te staan. Goede deal. Athene staat dan ook goed in de belangstelling, dat is het probleem niet. Bin Laden is al bezig zijn favoriete nummer uit te zoeken (het is per slot van rekening Vrijdag de 13e) en de beveiligingsbedrijven verdienen al vóórdat de Spelen begonnen zijn goud aan de hele beveiliging. Leuk voor ze. Er is natuurlijk nog iemand die enorm geschiedenis gaat schrijven over enkele uren: onze eigen Nederlandse HalfgGd DJ Tiësto!!! In tegenstelling tot Zeus, die van de Acropolis kwam volgens mij, en Jezus, die uit Nazareth kwam, komt deze God uit Breda. Breda-Zuid volgens mij. Ach, het is maar waar je in gelooft.
In de loop der jaren heb ik ontdekt dat iemand die ver boven het maaiveld uitsteekt per definitie een probleem heeft in Nederland. Ook nu heb ik, na het uitkomen van het nieuws dat Tiësto de opening van de Olympische Spelen mag verzorgen, uitsluitend “ja, belachelijk hè?” en “ja, ik hoorde het! Slaat toch nergens op?”-achtige reakties mogen optekenen uit de monden van de house-liefhebbers. Ik ga natuurlijk weer tegen de draad in en ben als één van de weinigen enorm trots. Heel erg trots. Niet alleen op Tiësto, maar ook op het organisatie-comité dat zoiets aandurft. Ik geef het je maar te doen. Naar schatting rond de 5 miljard kijkers (Tijs zei op televisie 5 biljoen maar dat lijkt me overdreven!) kijken naar de Opening van de Spelen en daar sta je dan als Tiësto. “O ja, ehh…een eerste plaat. Jongens, we gaan live! Heeft iemand toevallig een koptelefoon bij zich?” Eh, hoe start ik dit?” Is natuurlijk een zenuwachtige toestand, dat kan niet anders.
Even een stukje Tiësto-geschiedenis. Ik ken Tijs nu zo’n jaar of zeven, acht, de eerste jaren alleen van naam. In de Asta was ik in de periode 1996-1998 verantwoordelijk voor de dj line-ups en aan de bar in de foyer werkte een zekere Bjorn. Bjorn was één van de allereerste fans van Tiësto en werkte bovendien bij een platenmaatschappij van een vriend van ons, Peter Boertje. Hij had er dus ook beroepsmatig verstand van, dat bedoel ik er maar mee te zeggen. “Je MOET echt die Tijs nemen man! Die is echt supergoed! Hij draait trance, een beetje Paul van Dyk-achtig en is echt heel goed aan het worden. In Noorwegen is hij al heel populair!” Ik reageerde zoals ik altijd reageer: ik ken al tientallen deejays ‘van naam’ die boos op mij zijn omdat ze nooit geboekt worden door plaatsgebrek dus onbekenden moeten wel héél erg opvallen willen ze een eerdere kans krijgen. En “niemand kent hem, dus dat trekt geen mensen”, de horror-uitspraak voor de beginnende deejay, heb ik volgens mij ook uitgesproken. Bovendien draaiden we in de oude Asta nauwelijks trance behalve als de eerder genoemde Paul van Dyk langs kwam, dan kon het natuurlijk opeens wél. Bjorn gaf het niet zo makkelijk op en bovendien was de manager van Tiésto in die tijd, Dave Lewis, ook een volhoudertje. Met zijn charmante zachte “g” praatte hij om de twee weken op me in. “Hij is ech heel choed, cheloof me nou mar!”, een tekst die bij mij nooit werkt want ik wil altijd zelf even weten waar we het over hebben. Eigen wijs is goud waard; ik moet de DJ eerst zelf horen. Om dat te bereiken moest ik dan helemaal naar Breda want boekingen in het (eigen) land had Tijs zelden. Nu weet ik niet of jullie weten waar Breda ligt maar het ligt in ieder geval niet naast de deur, waar je ook woont.
Toen ik nét een beetje geïnteresseerd werd in die “nieuwe jongen” kregen we van de Gemeente Den Haag het verzoek om als de sodemieter te stoppen met de Asta. Volgens afspraak, dat wel. De flat die naast de Asta was gebouwd was klaar en daarmee Asta ook. En zo hadden we dus geen Tiësto in de Asta. Gelukkig hadden we nog andere zaken en zo kwam het dat het in 1999 dan toch voor de eerste keer gebeurde: Tiësto in één van onze zaken, de «O» in Den Haag. Het was na één plaat al duidelijk: deze jongen had best even een uurtje in de Asta mogen optreden. Van tien tot elf uur ‘s avonds desnoods, hij had de nog schoonmakende barmensen zelfs helemaal gek gekregen. ”Wat is er dan zo bijzonder aan die jongen?” vragen veel mensen zich af. Mijn moeder ook. “Waarom is hij dan de nummer één diedjie (zoals mijn moeder het nog steeds uitspreekt) van de wereld?” Dat moet je zien en voor sommige jaloerse mede-deejays: dat moet je WILLEN zien. Het enthousiasme van Tijs is niet gespeeld, het is oprecht en hij kan dat als geen ander overbrengen op het publiek. Dat springen en dansen achter de draaitafels schijnt hij overigens voor het eerst gezien te hebben bij de Engelse hardhouse-dj Tom Harding op Dance Valley, zo vertelde hij ooit in een openhartige bui tegen Paul T. Tiësto heeft het echter tot een kunst verheven. Tegenwoordig staan alle DJ’s zo te springen maar slechts weinigen kunnen het zo oprecht als Tijs.
In de gloriedagen van de «O» was Tiësto vrijwel om de twee maanden achter de draaitafels te vinden en heb ik hem beter leren kennen. Een hele aardige, sympathieke, jongen en dat is hij gelukkig nog steeds als ik hem tegenkom. Dat is steeds minder vaak, maar dat is de prijs van de roem. Ik denk dat met al dat reizen en al die successen dat je het feit dat je Peter van Leeuwen wat minder tegenkomt dan maar op de koop toe moet nemen. Het is niet anders. Ik gun het Tiësto als geen ander en ben zelfs een beetje trots. Als house-liefhebber (want als Nederland al niet VERUIT nummer 1 in de wereld van de house-muziek was dan is dat na vanavond even dubbel en dwars herbevestigd), als Nederlander en als mens ben ik trots op Tiësto.
Vanavond staat hij dus voor een historische klus: de opening van de Olympische Spelen, waar tot nu toe alleen sterren als Lionel Richie (in 1984, L.A.) voor worden uitgenodigd. In Griekenland is men een beetje verbolgen over het feit dat Tijs, en niet bijvoorbeeld Nana Mouskouri de opening doet. Maar ik weet het niet…. volgens mij kan Nana Mouskouri helemaal niet draaien en op enige beweging heb ik haar sowieso nog nooit betrapt, dus het ziet er toch wat flitsender uit denk ik. Ik ga vanavond zéker kijken, 19.50 uur, Nederland 2, met commentaar van Jack van Gelder, dat is ook altijd leuk. (“JAAAAAAAAAAA, wat een pláááááát!!!! Hij zit er strak in!)
Voor de afgunstigen onder ons: sterkte. Denk maar gerust dat jullie daar óók hadden kunnen staan, vinden we helemaal niet erg. Als je het zelf maar gelooft. Als jullie dit lezen weten jullie al hoe het allemaal verlopen is en of Tijs inderdaad draaide als om door een Olympisch ringetje te halen. Ik ga er eens lekker voor zitten.