De laatste tijd vergaat het opstaan me een stuk moeilijker. Vroeger huppelde ik uit bed en ging vrolijk fluitend richting badkamer. Luid zingend stond ik dan onder de douche. Het maakte me niet uit wat ik zong; “Maria” uit Westside story of héél hard “Step right up” van Jamai…het maakte me allemaal niks uit. Het leven was een feest. Toen. Wat zou mijn leven veranderen….Het was een doodgewone donderdag. Toen moet het mis gegaan zijn. Mijn toch al korte nachtrust (mijn buren waren de hele ochtend al aan het boren en zagen) werd wreed verstoord door een luid gerinkel. Ik sprong uit bed en kon nog net zien hoe 4 in zwart geklede mannen haastig in een Volkswagen busje sprongen dat vervolgens met piepende banden wegreed. Ik rende naar beneden. Waar ik bang voor was was gebeurd…. een met duivenbloed ingesmeerde steen lag tussen het versplinterde glas van mijn voorkamer-raam. Misschien lag het aan mij maar het leek of de steen er een beetje bij moest lachen. Hij had toch maar mooi in één keer het dubbele glas getrotseerd en daarmee alle reclameslogans van de fabrikant aan diggelen gegooid. Aan de steen zat een briefje: “En dit is nog maar het begin” Ik schrok. Natuurlijk schrok ik. Wie zou er niet van schrikken? De buren aan de overkant (Zigeuners, maar TOPmensen!) waren inmiddels toegestroomd. “Wat was dat nou, Peet?” vroeg Freek (zo heet de buurman) met een geschrokken blik. Freek was normaliter niet zo gauw onder de indruk en was zo'n type van “gisteren deed ik het nog” als het om criminaliteit ging. Dit had hem duidelijk aangegrepen. Het kwam zo wel heel dicht bij huis. Letterlijk. Ik vertelde dat ik het ook niet begreep en dat ik -volgens mij- met niemand ruzie had. Althans, niet zo erg dat het dit voorval zou verklaren. Samen met Freek ruimde ik de boel zo goed en zo kwaad als het ging op. De kruimeldief sputterde maar deed zijn taak naar behoren.Dat, lieve lezers en lezeressen, was het begin van een lange, lange reeks incidenten. Twee dagen later, het was zaterdagmiddag. Tijd voor mijn wekelijkse ritje naar Rhythm Import in Den Haag. Hoe ik het ontdekte weet ik eigenlijk niet meer, het was gewoon een soort voorgevoel. Ik reed in de buurt van het Congresgebouw (de miljoenen euro's om de naam “Congres Centrum” er bij het volk doorheen te duwen zijn aan mij niet besteed…ik blijf het Congres Gebouw noemen, ben ik een rare in, sorry) toen het mij opeens opviel dat er een zwarte kever naast mij zat. Niet zo'n beest maar zo'n auto. Er zaten drie mensen in de auto, waarvan er twee mij dreigend aankeken, waaronder de bestuurder. Dat leek mij gevaarlijk. Ja, je moet altijd je ogen op de weg houden, hoeveel je ook gezopen hebt. Tenminste: dat vind ik, sorry. Ik gaf een beetje gas bij om de Kever af te schudden en ik moet zeggen: ik heb een fijne auto. Dus een dotje gas leek mij al genoeg. Maar de Kever gaf niet zomaar op. Hij drukte het Fordje van een oud dametje bijna van de weg en zette met piepende banden de achtervolging in. Ik besloot snel door het rode licht te rijden en ondanks dat ik links voorsorteerde ging ik toch met een bloedvaart rechtdoor. Geen ongevaarlijke gebeurtenis want op zaterdagmiddag stikt het van de kinderen op die zebra-paden. De Kever achtervolgde mij eveneens met een bloedvaart, zijn ruitenwissers aanzettend voor het geval er toch wat kinderen over het hoofd zouden worden gezien. Nu werd ik echt bang. Je leest van die enge verhalen. Met 140 kwam ik op de stoplichten aan van het kruispunt Waldeck Pyrmontkade. Het was druk en beide rijbanen stonden vol met auto's van dagjesmensen. Had een ander dagje uitgezocht, dacht ik nog. Stoppen leek me echt geen optie dus ik gooide mijn auto in volle vaart naar links. Zeker vijf auto's moesten vol op de rem en ik had moeite het stuur te houden. Tegensturen, tegensturen…zei ik hardop tegen mezelf. Ik raakte de stoeprand wel maar kon gelukkig toch controle over de auto houden. De zwarte kever had duidelijk moeite en moest veel auto's voor laten gaan. Aangezien ik de buurt daar goed ken wist ik door wat handige sluiproutes de Kever te lozen. Even zette ik de wagen aan de kant. Mijn hart zat tussen mijn oren en dat was zo'n gek gehoor! Ook dit was weer goed afgelopen. Ik reed behoedzaam naar Rhythm maar van de Kever was geen spoor meer gelukkig.Een week later explodeerde de hele affaire. Ik had net een beetje smakelijk gelachen om de commentaren op mijn goedbedoelde “sorry”-column en liep hoofdschuddend door het huis in mijn badjas. Het was half vijf 's middags dus het werd hoog tijd om eens wat te gaan doen. Tenminste: dat vond ik. Ik wilde net de douche aanzetten (lekker koud, het was moordend heet buiten) toen ik weer dat onbestemde gevoel kreeg. Er was iets niet pluis. Uit een soort voorzorg deed ik even de voordeur open om te kijken of er misschien weer Kevers of andere Volkswagens voor de deur stonden. Dat was niet het geval. Freek was zijn gazon aan het besproeien en zei: “Zo, voor jou is het nog goedemorgen, hè buurman?” Ik lachtte beleefd en knikte. “Wat een weertje, hè?” retourneerde ik de conversatie. “Ja, geen weer voor een blanke!” zei Freek terug. Ik weigerde te lachen. Van dat soort opruiende en discriminerende teksten was ik niet gediend. Hou ik gewoon niet van, sorry. Ik sloot de deur weer achter me en begaf mij richting de reeds enige tijd kletterende douche. Vind ik altijd lekker, als de douche alvast even doorloopt. Net als dat ik mijn auto ook altijd een half uurtje laat ronken voordat ik instap. Niet leuk voor de kinderen van de buren misschien, die uitlaatgassen, maar ik vind het lekker als zowel mijn douche als mijn auto alvast lekker warm zijn als ik erin stap. Ik draaide de douche nog wat verder open en liet mijn badjas zakken. Ik bewonderde nog even mijn atletisch gebouwde lichaam en constateerde dat je dat dagelijks trainen nu écht ging zien toen ik beneden een geluid hoorde. Ik schoot weer in mijn badjas. Angstig zocht ik naar iets hards om me mee te kunnen verdedigen. Buiten mijn badjas kon ik niks hards vinden en besloot dan maar een zware ketting mee te nemen. Behoedzaam sloop ik van de trap. Kut. Er was echt iemand in huis… Kutkutkutkut. Ik hoorde kabaal. Na de vorige incidenten was ik erg op mijn hoede. De kans dat dit gewoon een normale inbraak zou zijn door wat illegalen (blank/zwart, man/vrouw) werd steeds kleiner. Iemand had het op mij gemunt!Door de nylon kousen over hun hoofd kon ik ze moeilijk verstaan. “Daasztaatie”, hoorde ik de één zeggen. “Zzekompjoeter!” Ik schrok. Ze hadden het op mijn computer voorzien! Dit waren wel erg vreemde hackers. Inderdaad, de beide mannen renden naar de computer en gooiden het ding op de grond, ze gaven het een paar trappen en met een flinke klap ging het beeldscherm van de monitor aan gruzelementen. Deze jongens bedoelden zaken (uit het engels vertaald). Dit was enige serieuze ontlasting. Nu was ik in grote neukende problemen!Ik stormde de trap op. Ik nam mij voor me niet zomaar te laten slachten om een computer! De twee mannen hoorden mij en vlogen ook de trap op. Door het nylon hoorde ik ze zeggen: “Zaargaatie! Pfakkum!” Ik vloog de drie trappen op als een hazewind, al zeg ik het zelf. “Dzuivenmoordenaar!” “Wrazzist!”, “Zzsuipzzchuit!” schreeuwden de mannen door het nylon heen. Ternauwernood sloeg ik de deur van mijn “Panic Room” dicht. Ik had weleens een film gezien en zo'n Panic Room leek me wel leuk voor als ik later een astmatisch dochtertje zou hebben. “Wat willen jullie?” riep ik door de deur. Je mag alles hebben, mijn geld, mijn auto..mijn vriendin. “Hebben we allemaal al!” hoorde ik terug door de deur. Ik schrok me kapot. Deze jongens gingen wel heel ver! Mijn auto! Er zat niks anders op dan harde maatregelen te nemen. “Arrenbiehaatser!” siste de tweede jongen. Hij zal wel mijn in aanmaak zijnde column over “Dance Valley” hebben gelezen. Nu was het menens. Ik snee mezelf in mijn rechter bovenarm en hechtte het zelf met een scherpe naald. Waarom weet ik achteraf niet meer maar in noodsituaties doe je rare dingen en zeg je altijd verkeerde dingen. Ik riep iets van: “Waarom worden dan bijna alle R&B feesten verboden door burgemeesters? Omdat er nooit wat gebeurt?” en ik had gelijk al spijt. Ik zeg al, je zegt domme dingen op zulke momenten. Houseparties zijn ook ooit verboden geweest, was ik helemaal vergeten, maar daar denk je niet aan op zo'n moment. “Jullie zschrijvers wehten hetz toch ullemaal szo goed?” sliste de ene man. En dan word ik toch kwaad, lieve overgebleven lezers en lezeressen! Als ze gaan generaliseren word ik echt link! Tijd voor “De Kast”. Nee, niet voor dat Friese bandje, nee, voor 'de kast' vol wapens en granaten die ik voor noodgevallen altijd goed onderhoud. Ik slingerde behendig enkele patronenkettingen om mijn nek en pakte de Bazooka die ik vorig jaar van een goede vriend voor mijn verjaardag had gekregen. Ik sloeg door. “Jullie willen oorlog? Okee, okee!” riep ik. “Niemand neukt met Peter van Leeuwen! Ontmoet mijn kleine vriend!” Dat leek me wel een goede tekst. Met rooddoorlopen ogen haalde ik de trekker over. De twee mannen vlogen als bungeejumpers zonder koord door de zolder. Dood. Of bijna. Eén lag er nog na te kreunen. Ik trok zijn nylon masker af. Ik kende hem niet, dat krijg je van al die nicknames. “Wie heeft je gestuurd?” “Jij moeder neuker”, zei hij. En ze moeten dus nòòòòòit aan mijn moeder komen! Ik pakte mijn Rambo-mes en zei: “Voor de laatste keer: wie heeft je gestuurd??? Die gasten van Dancelinx? De bende van Mark van Dale punt en el?” “Ga jezelf neuken”, zei de man. “Wie heeft je gestuurd??!!” riep ik. “Je zei net al dat het de laatste keer was en nu vraag je het nog een keer!” zei hij gevat. Dat was niet slim, want dat waren zijn laatste woorden. Jammer. Als je laatste woorden “nog een keer” zijn. Dat weet je namelijk niet. Maar goed. Ik overzag het bloedbad dat had plaatsgevonden en zakte uitgeput tegen de muur.Freek was inmiddels op de herrie afgekomen. “Gaat het Peet? Ben jij okee?” “Ik ben okee”, zei ik. “Jammer dat niet iedereen daar meer zo over denkt” mompelden we beiden.(eindtune, courtesy Toots Thielemans)EXECUTIVE PRODUCER: PETER FROM THE LIONSCOPYRIGHT 2003º