In mijn jeugd had ik maar één echt idool. Zo iemand die je wilde zijn. Iemand waarvan er posters boven mijn bed hingen. En waar leeftijdsgenootjes los gingen op Michael Jackson of The Police, zo was ik fan van…. Piet Schrijvers.

Wie? Piet Schrijvers. De Beer van de Meer. De keeper van Ajax en het Nederlands Elftal. Ik weet, dat is een ongebruikelijke keuze voor een jongen van 10. Het was 1978 en Oranje deed het boven verwachting goed op het WK in Argentinië. Nu moet ik er even bij zeggen dat ik tot aan dat toernooi totaal niet geïnteresseerd was in voetbal. Tijdens dat WK werd het zaadje gepland en dat werd direct een enorme boom. Voetbal was een tijdlang álles voor me.

De voorronde verliep ronduit teleurstellend; de 3-0 tegen Iran was nog prima, de bloedeloze 0-0 tegen Peru was al zorgwekkender, maar de slotwedstrijd tegen Schotland werd zelfs verloren. Gelukkig met 3-2 en niet 4-1, waardoor Nederland toch een ronde verder ging en Schotland een trauma opliep dat tot de dag van vandaag voortduurt. De wedstrijd van Archie Gemmill. Begin er maar eens over in een Schotse pub. Kun je lachen.

Doelman Jan Jongbloed werd na de voorronde geslachtofferd en dat werd hoog tijd. Hij had ons in 1974 al de overwinning in de finale gekost en nu was het klaar. Douchen. Bondscoach Happel zette in de wedstrijd tegen Oostenrijk Piet Schrijvers in de goal. Met rugnummer 1, zoals het hoort. Jongbloed had nummer 8, dat zegt eigenlijk al genoeg. Ik moet er nogmaals bij zeggen: ik wist niets van voetbal. Dat er een nog veel betere keeper was, Jan van Beveren, wist ik destijds nog niet. Die had bedankt voor het Nederlands Elftal omdat Cruijff en (Ajax-) consorten hem in 1974 hadden geschoffeerd en weggepest. Wist ik veel. Het had voor mijn idolate gedrag niet uitgemaakt. Piet Schrijvers was -ook in 1978- wat te dik voor een topsporter en dat schiep een band.

Helaas moest Piet na twee meer dan uitstekende wedstrijden in de halve finale geblesseerd uitvallen door toedoen van Ernie Brandts. Dat betekende: Jan Jongbloed in de goal tijdens de finale. De rest laat zich raden.

In de jaren daarna werd ik nog meer fan. Ik wilde dezelfde Adidas keeperstrui als Piet. Die waren prijzig. 80 gulden was in die tijd een extreem bedrag. Ik had het er allemaal voor over. Althans: ik onderhandelde een lucratieve zakgeld-deal met mijn moeder. Een ietwat eenzijdige, dat wel. De trui was het dubbel en dwars waard. Ik voelde me Piet Schrijvers en zag er -gezien mijn postuur- ook echt zo uit. Dat hoorde ik ook vaak door toeschouwers achter mijn goal zeggen: “Hij is net Piet Schrijvers he?” om er onmiddellijk aan toe te voegen: “Qua uiterlijk dan.”

U hoort het, ik was fan en wat doe je als échte fan? Je schrijft een brief naar je held. Ik was inmiddels 12. Een leuke brief met bewonderende teksten. Handgeschreven. Zo’n brief die je als sportman glimlachend en vertederd leest. Nou, zo niet Piet. Blijkbaar kwam alle fanmail voor Ajax-spelers bij het secretariaat terecht en kreeg iedereen een onpersoonlijke ansichtkaart met een voorgedrukte handtekening. Geen begeleidend briefje, niks.

Ietwat teleurgesteld schreef ik ook naar Jan van Beveren, waarvan ik de uitzonderlijke klasse na een livewedstrijd FC Den Haag – PSV volledig onderkende (nooit meer zo’n keeper gezien) en ik schreef ook naar het jonge talent Hans van Breukelen van FC Utrecht. Resultaat: van Jan van Beveren kreeg ik ook een ansichtkaart maar dan wel één met een échte handtekening. Hans van Breukelen reageerde het leukst; ik kreeg niet alleen een foto met handtekening, hij had ook een handgeschreven briefje bijgevoegd. Hans kan sindsdien niet meer stuk, dat zult u begrijpen.

Zo kan het dus ook Piet.

Waarom begin ik over Piet Schrijvers? Op FOX was zondagavond (weer) een fantastische documentaire, De Beer van de Meer. Ik zag er enorm naar uit. Tot mijn grote schrik ontdekte ik dat mijn grote held van weleer lijdt aan Alzheimer. Ik heb die rotziekte bij mijn moeder van dichtbij meegemaakt en ik verzeker iedereen: dat is, samen met auto-immuunziekten (R.I.P. Fernando Ricksen), de meest verschrikkelijke diagnose die je kunt krijgen.

De documentairemakers hadden van mensen uit Piets omgeving gehoord dat ze moesten opschieten want ‘Piet weet het allemaal niet zo goed meer’. Dat hij aan Alzheimer leed, was bij de makers aanvankelijk niet bekend. Ze wilden gewoon een portret maken van één van de beste keepers van zijn generatie, die keeper die twee WK finales moest missen door pech. Voor een documentairemaker is zo’n dramatische wending natuurlijk goud; mij deed het veel verdriet. Uiteraard vanwege de vergelijking met mijn moeder, maar ook vanwege het feit dat ook mijn Piet geveld kan worden door die vreselijke ziekte.

Het is een mooi, maar schrijnend portret. Ik herkende veel van Piets gedrag uit de negen (!) jaar dat mijn moeder aan Alzheimer leed. Belangrijkste element: totale ontkenning van de patiënt-zelf. Mijn moeder is haar hele leven bang geweest om dement te worden (“Coen, als ik dat ooit krijg, geef me dan maar een spuitje hoor”) en had ook een heel plankje in haar boekenkast gevuld met boeken over Alzheimer en aanverwante ziekten. Toen ze zelf de symptomen begon te vertonen, wilde ze er niets van weten.

Zo ook Piet Schrijvers. Zijn vrouw zat tijdens het interview schuin achter hem, als een soort souffleuse. “Zeg even wat je hebt,” zegt ze aan het begin van het gesprek. “Hoezo, wat ik heb?” “Dat je Alzheimer hebt!” “Alzheimer, Alzheimer, ja dat zéggen ze ja! Ik voel me goed, ik merk er niks van.”

“Nou, wij wel.”

De documentaire van Robbie Peters en Leo Oldenburger is mooi gemaakt. Niet alleen maar treurig. Zeker niet. Schrijvers was inderdaad zo goed als ik me kon herinneren, zo bewijzen de oude wedstrijdbeelden. De allermooiste zin wordt uitgesproken door Kjell Schrijvers, de kleinzoon van Piet. Het ontroerde me enorm omdat het me zo bekend voorkomt. Over zijn opa, die steevast aanwezig is bij iedere voetbalwedstrijd van zijn lieveling, zegt Kjell: “Ik merk wel dat ie ziek is. Hij vraagt soms dingen wel twee of drie keer. Maar ik steun hem. Al vraagt hij het 37 keer, ik blijf gewoon antwoord geven.”

En dat is de juiste houding. De bewondering en waardering voor de keeper Piet Schrijvers blijft na het zien van De Beer van de Meer onverminderd. Maar ik wil niet meer op ‘m lijken.