Ik heb altijd geleerd dat als je niks te melden hebt je gewoon je mond moet houden. Daarom de afgelopen drie weekjes even geen column. De afgelopen weken is er gewoon weinig grappigs c.q. leuks gebeurd in mijn leven en als het voor mij al niet leuk is dan zeker niet voor jullie, dacht ik zo. Eigenlijk is er nog niet veel leuks gebeurd maar de navolgende situatie overkwam mij onlangs:

Een Snackcar, ergens in Den Haag.”Zeg ’t maar,” zei de overduidelijk Haagse dame achter de balie. “Eh,….effe kijken…gooi der voor mij maar een broodje kipschnitzel in en eh…,” antwoordde een nog duidelijkere Hagenees die zojuist de schuifdeuren van de snackcar had gebruikt om binnen te komen. “Mot daar wat op, op die schnitzel?” onderbrak de dame in kwestie. “Een beetje hete saus en doe ook maar broodje haring en een kipkorrun met pindasaus.” De bestelling zat erop. Twee andere jongeren betraden de snackcar, duidelijk uitgelaten. Alle aanwezigen keken de jongeren even aan maar keken vervolgens weer terug naar de plek waar ze gebleven waren. Bij binnenkomst in een snackcar wordt men altijd even gecheckt, wie je ook bent. Als het goed zit gaat men verder met de orde van de dag, als het niet goed zit kijkt men even een paar seconden langer. In de hoek stonden twee jongens de uitgaansavond te bespreken onder het genot van een patatje. Eén flip en één oorlog. Zo zagen de jongens er ook uit.

“Ik vond het helemaal niks vanavond.” zei de blonde van het stel. “Kutmuziek”, bevestigde de ander slissend, aangevend dat het patatje gloeiend heet was. Uit het gesprek kon ik afleiden dat de heren op een hardhouse party waren geweest in een onbeduidend party centrum, ergens aan de rand van Den Haag. Een nieuwe jongen schoof de schuifdeur open. Dat bleek een heuse opleving te bewerkstelligen bij de meeste aanwezigen. “Heeeee, Marcoooootje!!”, riepen zeker 5 van de in totaal 8 aanwezigen, inclusief de dame achter de counter. “Zelfde recept?”, vroeg ze. Het werd het zelfde recept, hetgeen betekende dat een broodje speklap en een broodje paling werden voorbereid. Marcootje werd door de jongens uitgebreid op de schouders geslagen en een paar keer plagerig in de maag geprikt. Marco liet het zich welgevallen en greep één van de jongens hard in de nek. Het aanvankelijke kabaal verstomde langzaam. “Waar kommie vandaan dan?” vroegen de jongens en Marco antwoordde: “Asta.” “Was wel ok.” voegde hij ongevraagd toe. “Ja kut man, kwamen wij niet in!” klaagden de jongens. Marco trok zijn schouders op en keek verveeld rond. “Ja, ik ken die gasten van de deur, he?” Iedereen nam een hapje van het voedsel.

“Kijk eens Mar..”, zei de dame achter de balie. Een dampend broodje met heel veel vlees en wat rode saus werd op de balie geplaatst, tesamen met een colaatje dat door het meisje handig tijdens het neerzetten van het lipje werd ontdaan. “Dank je schat”, zei Marco. “Ik mis de «O» wel hooree,” zei Marco. Ik spitste mijn oren want er is niks leukers dan mensen horen praten over discotheken waar je zelf betrokken bij bent maar waarvan zij dat niet weten. “Soo, echt wel!” beaamden de twee anderen. “Dat was tenminste kicke.” Helaas voor mij kwam er een tweetal bekenden van mij de tent binnen. “Wat doe JIJ nou hier?”, vroegen ze onmiddellijk, alsof je als gevierd columnist niet even een broodje mag eten. “Hoe was de Asta? Lucien Foort toch?” vroegen ze bijna in koor. De rest van de snackcar verstomde. Zelfs de frituur stopte met pruttelen. Iedereen keek naar mij en wachtte het antwoord af. Men had door de toon van de jongens wel door dat ik direct bij de Asta betrokken moest zijn. Gezien het voorgesprek had ik het gevoel dat ik -ongeacht het antwoord- het middelpunt zou worden van een uitgebreide discussie die ik nooit kon winnen. En helaas, inderdaad.

De minuten die volgden waren een kleine hel. Alle aanwezigen bemoeiden zich opeens met het uitgaansleven in Den Haag. En zeker met de Asta. Waarom niet wat meer trance, waarom niet wat meer hardhouse, waarom niet wat minder R&B, waarom niet wat meer R&B, Nederlandstalig!, geluid te hard, geluid te zacht, kutpubliek, wel lekkere wijven, waarom men niet binnen kwam op zaterdag maar wel op donderdag, waarom men niet binnenkwam op donderdag maar wel op dinsdag, enzovoorts enzovoorts. Twee allochtonen in de hoek grepen hun kans om te vragen hoe dat zat met het deurbeleid. Ze waren nog nooit geweest maar ze hadden in de Posthoorn gelezen dat er veel wordt gediscrimineerd in Den Haag. Ik kon twee dingen doen: even duidelijk laten weten wat ik er van vind, hetgeen kort gezegd neerkomt op dat zolang je als horecagelegenheid 100% verantwoordelijk bent voor alles wat er binnen (en soms zelfs buiten) gebeurt, je ook 100% moet kunnen bepalen wie er wel en niet binnenkomt en dat ik weet dat zaken als Escape, Asta en Off_corso inderdaad héél erg discrimineren maar dan op TYPE persoon, niet op huidskleur of geloof maar op uiterlijk, leeftijd en instelling. De andere mogelijkheid was gewoon mondje dicht, zeggen dat ik niks te zeggen heb over wie er wel en niet binnenkomen en dat ik alleen een plaatje opzet en een columnpje tik. Maar ja, als columnist van formaat heb je natuurlijk een gezouten mening over dit soort dingen dus om nu niet fel van leer te trekken kan eigenlijk niet, de andere optie, mondje dicht, past gewoon niet bij mij. Dat zou wel heel laf zijn natuurlijk dus deze laatste optie heb ik onmiddellijk gekozen.

Ik ben de snackcar ongeschonden uitgekomen. Een beetje op de manier die je kent uit de Chaplin-films van vroeger; iedereen was aan het vechten maar Charlie kroop uit die hele berg mensen als enige naar buiten. Terwijl in de hele car de discussies hoog opliepen en het woord “belachelijk” echt 10 keer per minuut viel rekende ik snel af en verliet onhoorbaar de zaak (“ppiiiieeeeep” deed de schuifdeur, maar niemand hoorde het meer over het schelden heen.) De dame achter de toonbank probeerde nog “bedankt hè, doei doei” achter me aan te roepen maar ik haastte me richting auto. Goed weggekomen. Eenmaal in de auto zat ik me nog te bedenken dat je over sommige dingen nooit uitgepraat raakt. Muziekkeuze, deejays maar ook zeker deurbeleid. De één vind het te streng, de ander te los, het is nooit goed. Deze week ga ik zelf eens een keertje uit op zaterdag. Dat gebeurt niet vaak. Hopen dat ik binnenkom want ook columnisten worden gediscrimineerd in sommige zaken!