Tot mijn schrik zie ik dat mijn laatste Post op deze site alweer uit 2017 stamt. Ik geef het toe, het enthousiasme om deze site up-to-date te houden is best een opgave sinds de (nog grotere) populariteit van Facebook. Daarnaast is het tijd voor een statement, of beter gezegd: een verklaring. Regelmatig vragen mensen aan mij: “Peet, waarom schrijf je nooit meer columns of langere verhalen? Dat deed je altijd zo leuk!”.

Het klopt, ik doe dat niet meer en dat komt eigenlijk door een gebeurtenis van 11 jaar geleden. Ik durf het nu wel te delen met jullie, het is verjaard. Wat een hoogtepunt had moeten worden, was de aanleiding voor een literaire dry-spell die thans nog voortduurt. Ik werd door Armin van Buuren, toen nét verkozen tot Nummer 1 van de DJ Mag Top 100, gebeld met de vraag of ik een boek over hem wilde schrijven. “Even voor de duidelijkheid: het wordt geen biografie, het wordt een reisverslag van een jaar ‘nummer 1’ zijn,” benadrukte Armin direct. Op de vraag waarom hij MIJ daarvoor vroeg, was het antwoord simpel. Hij vond de columns zo leuk en omdat we toch al een soort van vrienden waren, zou het een stuk fijner zijn om met elkaar op te trekken dan met één of andere -al dan niet zure- journalist. Hij wilde JUIST geen journalistiek boek, maar geschrieven van iemand die het vak begrijpt en zo. Nou, je begrijpt, daar kon ik geen nee tegen zeggen en deed dat dan ook niet. We vlogen First Class de hele wereld over, superleuk allemaal. Achteraf was de status van Armin niet te vergelijken met zijn huidige status, hou dat in gedachten als je onderstaand stuk gaat lezen.

Anyway, het boek was een behoorlijke klus. Je wilt niet een saaie opsomming van de reizen maken. Je wilt méér. Met de uitgever was afgesproken dat ik eerst een paar ‘proefhoofdstukken’ zou maken om te zien of de toonzetting en stijl hen beviel. Dat beviel, dus ik ging aan de slag. Totdat het boek klaar was en ik via opdrachtgever Raymond van Vliet te horen kreeg dat een andere uitgever was benaderd om het boek uit te geven (ik meen dat de eerste uitgever failliet was gegaan, maar dat weet ik niet zeker). Deze nieuwe uitgever had het boek gelezen en -kortweg- gezegd: hij vond het he-le-maal ruk. Kut. Slecht geschreven (waar ik achteraf nog wel begrip voor kan opbrengen, als ik het teruglees) maar bovenal: “wat interesseert mij het wat de schrijver ervan vindt? Het boek gaat over Armin, niet over deze onbekende schrijver!” Het boek moest worden geredigeerd en mijn rol moest er helemaal uit. Zo geschiede. Het boek “Eén op Eén” kwam uit in het Engels, Russisch en Nederlands, maar het was nog maar voor 60% mijn boek. Een teleurstelling dus.

Nu las ik gisteren een mooi stuk van gewaardeerde vriend en collega Mick Boskamp, die gelukkig -na een onderbreking van enkele jaren- het schrijven weer heeft opgepakt en op de pagina ‘Mannenzaken” leuke stukjes schrijft. Het was een stuk uit 1999 over het afbranden van de Roxy, maar eigenlijk is dat niet relevant. Het was zo leuk en mooi geschreven (hier heeft geen enkele uitgever iets op aan te merken, dat weet ik zeker) dat het bij mij opeens de behoefte aanwakkerde om ook eens een oud verhaal terug te lezen, in dit geval één van mijn favoriete hoofdstukken uit het ‘oorspronkelijke’ Armin-boek, over de reis naar Ei-Lat. De reis EN het verhaal zijn me zeer dierbaar. Het is een flinke zit, maar enjoy als je het leuk vind om te lezen hoe het boek er -wat mij betreft- EIGENLIJK uit had moeten zien.

 

EiLat Israël  – Sundance Party   01.03.2008

 

Of trance nu werkelijk die “Universal Religion” is die Armin voor ogen heeft kunnen we een dag na de trip naar Dubai al ondervinden. De reis voert ons van het Islamitische Dubai naar het Joodse Israël. In het vliegtuig zit ik met Armin over gisteravond te praten. “Dit was wel echt een heel goed feest hoor, zo zijn ze niet allemaal, ik had gisteren echt weer even dat ‘o jee, als dit maar nooit ophoudt’-gevoel. Het blijft toch gewoon het mooiste dat er is, draaien voor een volle zaal” zegt Armin. Ik vertel hem over mijn aanvankelijke beeld van Dubai: een paar kamelen, veel stof en vooral veel mannen met lakens. Oliesjeik-achtig. Dat bleek dus heel anders te zijn. Of mijn beeld bij EiLat wel klopt? We gaan het meemaken op de ‘Sundance party’, georganiseerd door Roni Sochlizky. “Ik ken Roni al jaren. Volgens mij draai ik al voor hem sinds 2000 of zo. Roni heeft wat problemen gehad, is failliet gegaan en voor zover ik weet werkt hij nu samen met zijn vroegere concurrenten” zegt Armin.

Aangezien het onmogelijk is om vanuit Dubai rechtstreeks naar Israël te vliegen moet het einddoel bereikt worden via Jordanië. Eerst via hoofdstad Amman en dan een binnenlandse vlucht naar Aqaba. Het vluchtje verloopt voorspoedig. Organisator Roni staat in de ontvangsthal in Aqaba ons, zijnde Armin en ik maar ook Blake Jarrell, op te wachten. Je ziet dat Armin en hij al jaren teruggaan. Roni is niet zo gespannen als sommige andere promotors, die nog wel eens de neiging hebben om spreekwoordelijke rozenblaadjes voor Armin’s voeten te strooien. Ze omhelzen elkaar en ik krijg van Armin nog eens te horen dat hij al jaren voor Roni draait, ditmaal op een moment dat Roni het ook kan horen. Roni kijkt me tevreden aan. Ik krijg een verhaal te horen dat Roni typeert als gedreven organisator. In 2001 had Armin een boeking afgezegd omdat hij de situatie in Israël te gevaarlijk vond. “Ik vond het gewoon te link in die tijd. Maar een paar weken later staat Roni in Mikonos op Kreta opeens naast me. Om me over te halen om alsnog te komen! ‘Armin…it’s completely safe!’ had hij gezegd!” zegt Armin en de beide heren lachen om deze anekdote en slaan elkaar op de schouders. Maar dan is er genoeg gelachen en moet er gewerkt worden want de grensovergang baart Roni nogal wat zorgen. Als we pech hebben staan we zes uur te wachten voordat we Israël binnen mogen. Zijn organisatie heeft er bijna een maand over gedaan om te zorgen dat Armin een beetje vlot door de Israëlische controle mag. Maar goed, we moeten eerst Jordanië nog uit. Er wordt ons acht (!) keer gevraagd naar ons paspoort. In Aqaba geloven ze niet gelijk dat je bent wie je bent. Terwijl ik denk dat we allang bij de Israëlische grens zijn aanbeland blijken we nog steeds in Jordanië te zitten. Bij de laatste controlepost in Jordanië pakt Armin zijn tasje met reispapieren. “Zo, dan pak ik nu mijn andere paspoort. Ik heb twee paspoorten want met Israëlische stempels kom je bepaalde landen niet zo makkelijk in. Voor andere landen geldt dat weer met Islamitische stempels.” Ik ben verbaasd. Ik wist niet eens dat je twee paspoorten mocht hebben. Althans: niet twee Nederlandse. Weer wat geleerd. “Ze doen daar tegenwoordig wat moeilijker over maar dat mag echt hoor!” vult hij nog even aan.

Dan de wandeling naar de Israëlische grens. Vanuit Aqaba is het maar een klein stukje lopen naar EiLat. Maar wat voor stukje! De grens tussen Jordanië en Israël ziet er uit als in een film. Prikkeldraad, betonnen blokken die een ‘ramkraak’ moeten voorkomen en bovenal veel hekken. Heel veel hekken. Na ongeveer tweehonderd meter zien we de grenscontrole van Israël opdoemen. Een jongeman staat in het hokje en heeft ons al van verre zien aankomen. Verbazingwekkend snel checkt hij onze paspoorten, zegt even een paar woorden tegen Roni en klapt vervolgens in zijn handen en wijst over zijn schouder. “Lopen maar!” lijkt hij te willen zeggen. Naast het tweede hokje dat we naderen staat een jongen in een Nike T-shirt en een korte broek met een nonchalant hangende mitrailleur over zijn schouder. Ze vinden dat hier waarschijnlijk heel normaal maar ik heb het gevoel dat we nu echt niets verkeerds moeten zeggen. De dame van de douane bekijkt Armin’s paspoort, vervolgens Armin’s hoofd en dan weer Armin’s paspoort. “Mister Armin?” vraagt ze. “Yeah, do you know me?” vraagt Armin. “No” zegt ze. Maar de jongen met de mitrailleur roept gelijk “Armin van Bjoerèn!” Ik weet niet wat ik meemaak. De jongen blijkt meerdere malen op feesten met Armin geweest te zijn, maar dat feest uit 2000 was toch wel zijn hoogtepunt. Hoe bizar kan het zijn. Armin verlaat de jongen met zijn standaard “oké man!” en loopt door. Dan komen we bij de bagage controle. Hier wordt daadwerkelijk bepaald of je Israël binnen mag of niet. Twee aardig uitziende dames staan achter een desk. Roni doet gelijk zijn verhaal. Dit is nou die Armin waar we zo vaak over gebeld hebben. Armin mag gelijk meelopen met de dames en Blake en mij wordt verzocht even te gaan zitten. Wachten op wat komen gaat. De ontvangsthal ziet er meer uit als een militaire barak die volgehangen is met foto’s van de vermoorde president Rabin. Voor ons staan ongeveer vijftien mensen te wachten op de bagage controle. Er zit geen schot in de zaak. Dat is in Israël op zich mooi meegenomen, denk ik nog. Na ongeveer vijf minuten mag Blake Jarell zich melden bij de dames. Hij is een Amerikaan dus ik verwacht weinig problemen voor hem. Israël en Amerika zijn al jaren goede vrienden, sterker nog: zonder Amerika was er ook geen Israël. Ik heb blijkbaar gelijk want na drie minuten mag ik al komen opdraven. Ook al heb je niets te verbergen, je bent toch een beetje gespannen als je zo’n inquisitie voor je hebt staan. Waar ik Armin van kende, hoe lang ik hem al kende, of ik mijn tas zelf had ingepakt, of ik ben benaderd om iets mee te nemen naar Israël en of ik mensen ken in Israël, dat soort vragen. Ik geef eerlijk antwoord maar besef wel dat dit soort vragen nergens op slaan. Natuurlijk gaat niemand zeggen dat hij zijn tas niet zelf heeft ingepakt. Maar goed. Schijnveiligheid is ook een vorm van veiligheid. Een drugs- of wapenhond (dat zie je niet aan de buitenkant) slalomt langs alle tassen van de reizigers. Ik ben oké, volgens de dames en de hond. En sorry voor het oponthoud. Jaja, alleen sorry zeggen als je het meent, heb ik altijd geleerd.

Armin, Blake en Roni staan al gezellig te keuvelen met de man die ons komt afhalen van het vliegveld. Met een busje. Als ik als laatste bij de groep kom kunnen we vertrekken. We rijden het terrein af en passeren het bord “Welcome to Israël”, wat ik na alle controles een beetje ongepast vind. Zet dan een bord neer met “This is Israël” en laat dat “Welcome” gewoon weg. Maar goed, we zijn het land binnen en Armin zegt tegen mij: “Dit was wel heftig hè? Zo maak ik het ook niet vaak mee hoor. Ik vlieg meestal direct via Tel Aviv en dan heb je maar één douanepunt.” Ik knik. Het was ook heftig. En dan te bedenken dat we nog een soort speciale behandeling hadden. Het busreisje naar het hotel verloopt soepel. Het is vrijdagavond en het is Shabat of Sabbath, je mag zelf kiezen hoe je het schrijft of uitspreekt. Vanaf zonsondergang op vrijdag tot zonsondergang op zaterdagavond mogen Joodse mensen niet koken, niet werken of studeren en bijvoorbeeld ook niet met het openbaar vervoer reizen. Armin weet zelfs nóg een pikant detail: “In het hotel zijn ook liften die op Shabat-stand staan. Dan stoppen ze op elke verdieping.” Okee. Dat weten we dan ook weer.

We naderen EiLat en het is duidelijk: dit heeft niets te maken met de CNN beelden van Israël. Niks afgeschoten ledematen, autobommen of zelfmoordterroristen. Wel zeer luxueuze hotels en knipperende neonverlichting. Het inchecken bij het hotel gaat -zeker in vergelijking tot de douane zojuist- heel eenvoudig. Een lief dametje geeft ons allemaal een sleutel en iedereen gaat naar boven, naar de kamers. Niet met de Shabat lift natuurlijk want we zitten alledrie op zestien hoog. Die avond moet Blake Jarrell draaien op dezelfde locatie als waar Armin morgen staat geprogrammeerd. Armin belooft die avond mee te gaan. “To support you man!” zegt hij. Maar: als er teveel gekte rondom hem ontstaat, gaat Armin gelijk weer weg want het is Blake’s avond in de spotlights en “I don’t wanna steal your thunder” voegt hij hem toe. Na een paar uurtjes relaxen op de kamer verzamelen we rond één uur ’s nachts in de lobby. Armin komt als laatste naar beneden. “Dat viel me even zwaar. Ik werd wakker en toen dacht ik: ik blijf lekker liggen!” maar de plicht roept.  Blake is oprecht blij dat Armin meegaat.

Het ritje naar de feestlocatie duurt ongeveer zes minuten. Het is druk. De auto’s staan ongeorganiseerd door elkaar en twee politiewagens houden het verkeer rijdende. We worden afgezet bij de backstage ingang. Althans: ingang, Roni krijgt de twee portiers die aan de binnenkant van het hek staan niet zover om de deur ook echt te openen. Geïrriteerd pakt hij zijn telefoon en belt met zijn compagnons die al binnen zijn. Roni is duidelijk niet meer de grote man van de organisatie want het duurt toch een kleine vijf minuten voordat de deur opengaat. Door het oponthoud kan Blake Jarrell gelijk aan de bak. De DJ voor hem draait nog even alle hits voor hem weg. Weer de Inpetto remix van “Toca Me” van Fragma. Daar eindigde Armin gisteren zijn set mee in Dubai. Deze plaatselijke held vond de plaat wel geschikt als opwarmertje.

 

De locatie is schitterend. Het is een openluchtfeest. Dat klinkt heerlijk tropisch maar dat is het bepaald niet: de koude wind maakt het vrij onaangenaam. Armin wordt relatief met rust gelaten. Hooguit twintig foto’s worden er genomen (‘Yeah, sure’) en dat is echt heel weinig voor Armin begrippen. Roni verzorgt een drankje voor ons. Ook hier hebben ze niet mijn favoriete drankje (bourbon) en dus ga ik weer een avond wodka-cola tegemoet. Grmpf. Met het drankje in mijn hand zie ik dat het aardig druk is geworden. Ik schat de menigte op een kleine 2000 man. Dat komt mede omdat mensen die een kaartje hebben gekocht voor het feest van morgen ook vanavond welkom zijn.

Blake Jarrell draait zijn eerste twee platen. Armin is een beetje boos op Roni omdat hij tegen Blake had gezegd dat hij “een beetje hard moest draaien.” Dat doe je niet, aldus Armin. “Blake moet nog even leren dat hij daar niet naar luistert. Als een promotor zoiets tegen mij zegt word ik echt boos. Als ze je boeken moeten ze ervan uitgaan dat je het goed zult doen.” Blake blijkt toch enigszins onder de indruk want na twee platen lijkt hij enigszins in paniek te raken. De mensen reageren niet enthousiast genoeg naar zijn zin. Prompt schroeft hij het tempo op. Armin luistert aandachtig want de overgang van de tweede naar de derde plaat is te drastisch. Volgens Armin. “Hier leert hij zóveel van. Opbouwen is toch een ander vak dan prime time draaien. Eigenlijk zou iedereen moeten beginnen met een hele avond draaien. Toen ik in Nexus draaide (de Leidse studentendisco waar Armin begon als DJ, red.) moest ik van negen tot vijf draaien en daarna nog helpen met vegen! Dan leer je wel een avond op te bouwen. Bij jonge DJ’s zie je nog te vaak dat ze snel willen pieken. Maar dit is alleen maar goed voor Blake. Hier leert hij alleen maar van.”

Na anderhalf uur vindt Armin het mooi geweest. Hij wil terug naar het hotel. Morgen is de grote dag van het feest en Armin staat al om vijf uur ’s middags geprogrammeerd. Precies tijdens de zonsondergang. Dat moet een geweldig gezicht zijn. Om morgen een beetje fris te zijn gaan we richting uitgang. Ook ditmaal blijkt Roni niet bij machte de artiesteningang als artiestenuitgang te laten gebruiken. Er moet wéér iemand bijgehaald worden om ons eruit te laten. De twee portiers genieten van hun pseudo-macht. Lekker even moeilijk doen en dan tóch die deur openmaken. Heerlijk die geldingsdrang van portiers. Dat blijkt dus ook wat universeels.

De volgende dag zie ik pas hoe mooi EiLat eigenlijk is. Gisteren had ik in het donker er nog niet zoveel van meegekregen. Mijn hotelkamer kijkt uit op de Egyptische grens. EiLat ligt ingeklemd tussen twee landen; Jordanië en Egypte. Van grens tot grens is het misschien een kwartiertje rijden. Grappig, een soort drielandenpunt, denk ik nog. Alleen maken ze er hier niet zo’n punt van. Ik tref Blake en Armin beneden aan. Ze zitten in het zonnetje op het buitenterras. Het is goed toeven zo. Blake vertelt over gisteravond en zegt tegen Armin dat hij goed moet opletten dat er een Pioneer DJM 800 mengtafel moet staan vanmiddag! Gisteren stond er een goedkopere variant, de Pioneer DJM 600 en dat vond Blake maar niks. Hij draaide gewoon minder goed, puur dankzij die mengtafel, omdat de ‘600’ bepaalde effecten niet op dezelfde manier kan produceren. Een filtertje, een delay, een galm…. het is allemaal nét even wat minder. Armin geeft het gelijk door aan Roni, die net naar beneden is gekomen. Roni stelt Armin gerust. De ‘800’ staat er. Armin vertelt nog even dat hij één plaat heeft waar Arabische teksten in voor komen. Die gaat hij vanavond voor de zekerheid niet draaien. “Tijs (Tiësto, red) heeft mij ooit geleerd: nooit een T-shirt aandoen met een teken of symbool dat je niet kunt lezen. Je weet nooit wat dat betekent voor de lokale bevolking.” Ik had er nooit over nagedacht maar ik begrijp onmiddellijk wat hij bedoelt. Blake Jarrell bladert wat door zijn cd-map en probeert een klein briefje, dat zichtbaar wordt als hij een blad omslaat, snel buiten het zicht van ons te houden. Armin weet genoeg: “Aha, you brought a cheatsheet! (spreek uit:’tjietsjiet’)”, Blake doet opeens of hij zich nergens voor schaamt en bevestigt. “Don’t worry, everybody’s got a cheatsheet!” zegt Armin. Een ‘cheatsheet’ is een klein papiertje waar sommige deejays een paar favoriete nummers op schrijven. Als de avond niet ‘loopt’ of indien je een geheugensteuntje nodig hebt, kun je een soort van ‘spieken’ op dit blaadje. Echt ‘done’ is het niet, een goede deejay behoeft geen spiekbriefje, maar vrijwel iedereen heeft ooit zo’n blaadje gebruikt, zo krijg ik te horen. En weer wat geleerd.

Voordat Armin naar het feest wordt gebracht moeten we eerst wat lunchen in het Club Med hotel. Roni staat er op. En dan moeten we nog opschieten want Club Med serveert maar tot drie uur en het is nu al half drie. Tot groot genoegen van Roni zijn we op tijd in Club Med. De manager staat Armin al op te wachten en wil gelijk met hem op de foto. De security medewerker ook. En de man uit de lobby. En nog twee mensen die toevallig in de hal staan. Geen probleem toch? “No, sure!” De security medewerker loopt mee naar de tafel. De lunch bestaat voornamelijk uit koud voedsel want het is Shabat…. er mag niet gekookt worden. Blake Jarrell maakt een leuke opmerking. “Als het Joodse geloof het eerste echte geloof was, waarom hebben ze dan al van die moeilijke regeltjes opgesteld?” Aan het eind van de lunch ontdek ik dat er veel kan veranderen in 60 jaar tijd. We kunnen Duitse “Apfelstrüdel” bestellen als toetje. In Israël! Zo zie je, tijd heelt alle wonden. Hoewel, alle…

Dan is het zover: we gaan naar het feest. Ik word in een andere taxi gestopt dan Armin, maar het is maar een klein stukje. De jongen waar ik mee in de taxi zit komt er bij de hoofdingang niet in, zodat wij naar de artiesteningang lopen. Het is lekker zonnig en de beats dreunen vanachter de hekken verleidelijk richting mijn oren. Bij de artiesteningang aangekomen zie ik Roni wederom druk telefonerend rondlopen. Armin staat nog steeds te wachten voor de deur want de portiers weigeren wederom de deur open te doen. Na enkele minuten lukt het wel. Ik erger me kapot aan dit machtsvertoon van twee portiertjes en vraag me af of zoiets ook gebeurd zou zijn met Carl Cox of Tiësto. Eén ding is me duidelijk: Roni is niet zo ‘in control’ als vroeger. Hij is in de nieuwe samenstelling van de organisatie duidelijk niet de grote man. Ethan en Rel zijn dat wel. Ethan was vroeger Roni’s grootste concurrent en het ziet er naar uit dat Roni uitsluitend mee mag doen omdat hij Armin kan ‘regelen’. Ik vind het bijna zielig voor hem want Roni is een superaardige, zachtmoedige jongen.

Blake Jarrell draait het uurtje vóór Armin en wij wachten keurig backstage. De backstage area is echter uitsluitend gescheiden van de party area door een anderhalf meter hoog hek. We zijn dan ook goed zichtbaar voor iedereen. Armin wordt bedolven onder de mensen die op de foto willen. Hij zegt keurig “Yeah, sure” maar na een foto of vijftig komt hij naar me toe en zegt: “Ik kom even hier staan want ik heb het nu écht even helemaal gehad met die foto’s. Het vervelende is dat je nauwelijks ‘nee’ kunt zeggen want dan ben je gelijk weer arrogant.” En dat wil Armin hoe dan ook voorkomen, arrogant gevonden worden. “Ik ben net een toeristenattractie” zucht hij voordat hij tóch weer gaat poseren voor de zoveelste foto. Het vervelende voor Armin is: hij ís ook een toeristenattractie. Hoewel het helemaal niet mijn taak is vraag ik aan Roni of hij Armin een beetje wil afschermen. Ik voel de behoefte mezelf een beetje als manager op te stellen. Roni belooft ervoor te zorgen.

Blake zit er duidelijk een stuk beter in dan gisteren. Goede platen en een lekker eigen geluid. Vooraf had hij met Armin overlegd over een tweetal ‘toppers’ die Blake graag wilde draaien. “Tiny Dancer” van Marco Demark is zo’n topper. Het publiek reageert met gejuich maar toch zegt Armin: “Ik verwacht er niet al te veel van. Er zijn volgens mij te weinig liefhebbers. Het merendeel staat maar een beetje te staan.” Ik kijk rond en probeer te begrijpen wat Armin bedoelt. Ik heb er toch wel vertrouwen in. Eén ding valt tijdens het rondkijken meteen op: in Israël ziet vrijwel iedereen er fit en getraind uit. Dat moet ook wel want in Israël is iedereen, zowel man als vrouw, verplicht om in dienst te gaan. Dat kan ieder moment actueel worden dus fitheid is een must. Het is maar goed dat ik niet in Israël woon.

Dan is het vijf uur en is de zonsondergang aanstaande. “Armin, come!” roept Roni. Het is tijd voor de hoofdact. Alleen de opkomst van Armin is al voldoende voor een oorverdovend gejuich. De mensen die aanvankelijk bij de bar stonden rennen naar voren. Alle mobiele telefoontjes flitsen. De zon zorgt voor schitterende decoratie en verdwijnt langzaam achter een berg. De rode gloed valt over de vallei en Armin start zijn eerste plaat. Een andere dan twee dagen eerder in Dubai maar ook deze plaat heeft weer een tergend langzame opbouw dus als na twee minuten de beat eindelijk hoorbaar is gaat het publiek weer helemaal uit zijn dak. Enkele mensen grijpen naar hun hoofd, anderen kunnen alleen maar springen, het is feest. Armin’s voorgevoel blijkt ongegrond. EiLat heeft er wel degelijk zin in!

Het is qua organisatie een stuk beter geregeld dan gisteren. Er staat zelfs een boom van een kerel bij het podium om te garanderen dat er alleen écht belangrijke mensen naar boven kunnen. Ik hoor daar natuurlijk wel bij maar blijf liever beneden staan. Daar word ik door allerlei mensen aangesproken op het feit dat ik met Armin ben. Het lijkt wel of iedereen aardig is in Israël. Waarom is er dan elke keer toch zoveel gedoe met dat land? Ik ontmoet ook een Belg, Kim genaamd, die maar één hartenwens heeft en dat is om op de foto met Armin te mogen. Ik beloof hem dat ik dat straks even aan Armin zal vragen. “Als ge da kunt reigelen…” zegt hij vol ongeloof. Zijn dag kan nu al niet meer stuk. Even later neem ik Kim even mee naar boven en maken we een foto met Armin. Kim kan zijn geluk niet op. “Dit is echt lekkerder dan klaarkomen” zegt hij iets te beeldend. Dat viert hij dan ook met enkele drankjes en eerlijk is eerlijk, op een gegeven moment wordt hij vrij vervelend. Het mag de pret allemaal niet drukken. Armin draait misschien nog wel beter dan in Dubai. Het publiek is dankbaar en nu het wat donkerder is heeft het ook meer een ‘feestgevoel’ dan toen de zon nog scheen. Het is rond zeven uur ’s avonds en Armin moet nog een uurtje draaien. Het is inmiddels bomvol op het festivalterrein. Ik vraag tijdens Armin’s set of alles oké is en of het meevalt. “Ja man, het is top!” zegt Armin.

Ieder cliché is waar. De tijd vliegt als je het naar je zin hebt. Het is acht uur. Armin is bijna klaar maar draait nog één plaat. Een classic voor trance liefhebbers. “Voyage” van Yahel, een Israëlische producer. Die gaat er wel in natuurlijk. Het afkondigen van Armin is bijna niet te verstaan door het gegil van het publiek. Armin loopt tevreden van het podium. Iedereen komt op hem af en wederom moet ik zijn platentas redden. De hectiek is weer enorm. Ik schat dat er bijna honderd mensen achter hem aanlopen. Om maar in de buurt te zijn. En om één foto te bemachtigen. Armin gaat wederom rustig staan en heeft voor iedereen een vriendelijk woord. Na een goede draaibeurt is de energie weer helemaal terug en is poseren voor een foto opeens niet meer zo erg.

Ik kan me voorstellen dat het voor Armin moet lijken of de hele wereld van trance houdt. Zoals een techno DJ als Carl Cox dat van techno moet denken. Iedereen is zó enthousiast. Armin wordt echt geleefd op dit soort momenten. Vlak na het feest worden we weer door de menigte geperst om richting artiestenuitgang te gaan. Rel en Ethan zijn er ook bij en dus gaat de poort onmiddellijk open. We gaan nog even wat eten bij – volgens Roni – het ‘beste visrestaurant van Israël’ maar volgens een vriend van Roni is het ‘een visrestaurant’. Punt. Het is erg gezellig al is het meest memorabele moment van de avond als er een jongen binnenkomt die echt sprekend op Austin Powers lijkt. Hij gaat tegenover Armin zitten. Hij zal wel een vriend zijn van Roni. Armin kan het niet laten om gelijk een imitatie te doen van Austin Powers. “One miiiiillion dollars!” roept hij, een quote die eigenlijk door het personage ‘Dr. Evil’ wordt geroepen in de film. De jongen kan er om lachen. Hij had al vaker gehoord dat hij op Austin Powers leek. Ik zou denken: zet een andere bril op en laat wat aan je tanden doen. Maar wie ben ik. Armin is sowieso een liefhebber van imiteren en kan dat ook heel erg goed. Hij imiteert voor mij onbekende promotors uit andere landen (‘Armien, how aere joeeee?’) op een manier dat ik de heren graag wil ontmoeten.

De volgende dag ontbijten we in alle vroegte (tien uur ’s morgens!) want onze terugvlucht staat gepland voor 14.45 uur. Roni wil dat we uiterlijk om 11.45 uur vertrekken aangezien hij geen risico wil lopen dat we door de trage controle onze vlucht missen. Het lijkt mij dat als je het land wilt verlaten je niet echt goed gecontroleerd hoeft te worden maar in Israël gaan ze niet over één nacht ijs. Roni blijkt gelijk te hebben. We komen na een taxirit van meer dan half uur aan bij het afgelegen vliegveld ‘Ovda’, nabij EiLat. Het vliegveld lijkt meer op een goedkope versie van een supermarkt. Dit mag eigenlijk de naam ‘vliegveld’ niet hebben. Ook Armin is verbaasd: “Dat hier internationale vluchten kunnen vertrekken.” Het blijkt te kunnen want er staat een flinke rij met reizigers. Die rij wordt gecreëerd door de zoveelste controle. Iedere reiziger moet zijn koffer open maken en vertellen wat ze in Israël hebben gedaan. Ook hier vraagt men tientallen vragen uit de categorie ‘heeft u uw tas zelf ingepakt?’ en als je de juiste antwoorden geeft mag je doorlopen. Roni is nog even meegelopen en vertelt tegen de dienstdoende controledame dat Armin voor hem gedraaid heeft dus dat ze het kort kan houden. Dat lukt eigenlijk wel aardig. De dame wil zelfs een ticket voor de volgende keer dat Armin komt draaien. We zeggen Roni gedag en bedanken hem voor alle goede zorgen. Armin zegt dat hij in het najaar weer naar Israël wil komen maar dat Roni dat even met manager Dave Lewis moet regelen. Dan gaat Roni weer naar huis en gaan wij naar de volgende stap: het inchecken.

Onze controledame was zelfs zo lief om ons de rij te wijzen waar we konden inchecken. Weer een rij. Armin en ik vliegen Business Class maar dat maakt in Israël niks uit. Iedereen is verdachte. Na twintig minuten wachten is de incheckchick nog steeds bezig met dezelfde personen. Een gezin vol Fransen. Armin zucht. “Dit is echt zó killing. Ik heb ook wel eens dat ik gelijk na het draaien een vlucht moet halen. Dat wachten is dan echt loodzwaar.” Dit wachten is ook geen pretje. We zijn eindelijk aan de beurt. Dan gebeurt het ergste dat er kan gebeuren: we blijken in de verkeerde rij te staan. We moeten bij balie nummer 4 zijn. Armin ontploft en wil de controledame die ons in de verkeerde rij heeft gezet aan haar haren erbij slepen. Gelukkig wordt haar dat lot bespaard omdat er bij Balie 4 geen wachtenden zijn. We zijn gelijk aan de beurt. Dan blijkt er nog een probleempje. De wat oudere vrouw achter de computer kan ons niet vinden op de vlucht. En als we niet te vinden zijn kunnen we ook niet ingecheckt worden. Armin vindt het allemaal steeds minder leuk worden. “Ik bel Henk wel even” zegt hij. Henk blijkt degene die voor Armada alle vluchten regelt. Je kunt hem op ieder moment bellen en heeft Armin al uit benarde situaties gered. Henk is op vakantie maar neemt wel de telefoon op. Armin spreekt af dat we de situatie nog even aankijken maar dat hij, als het écht fout gaat, Henk nog even terugbelt. Vooralsnog schiet het niet op. We moeten de paspoorten inleveren en een andere dame loopt met al onze papieren een kantoortje in. Tien minuten zijn we in onzekerheid. Komt het mens ooit nog terug? Henk belt uit zichzelf nog even terug. Of het al geregeld is. Dat is het niet, maar Henk kan weinig betekenen vanaf zijn vakantieadres. “Wel netjes dat hij even belt” zeg ik. “Ja, hij is echt top. Nou boeken we ook wel voor bijna een half miljoen per jaar aan vluchten bij hem…” zegt Armin “en dan is het mooiste dat we aan het eind van het jaar een kerstpakket krijgen in de vorm van een suikerzakjeshouder. Een suikerzakjeshouder! Voor een half miljoen aan handel! Haha.”

Gelukkig. De dame komt aangelopen met onze paspoorten en trekt een “het is geregeld hoor”-hoofd. We hoeven alleen nog even door de bagagecontrole en dan kunnen we op weg. Naar huis. Via Parijs. Na twintig minuten zijn ook onze tassen gecheckt en zitten we keurig op tijd in het vliegtuig. Op weg naar Parijs. Waar we geen enkel paspoort hoeven te laten zien. Leve het Schengen akkoord!