Voor het eerst interesseert het me helemaal niks of iemand deze column wel of niet leuk vindt. Normaliter is het toch leuk als je in ieder geval één opmerking krijgt in de trant van: “Zo, had je weer een nieuwe column? Was wel grappig.”, hetgeen al heel wat betekent in deze tijden. Of
ze herhalen een grap uit één van de columns, soms goed, meestal niet helemaal goed en heel vaak zelfs totaal verkeerd waardoor men de grap gedeeltelijk verprutst, sterker nog, waardoor men de grap vertelt op een manier waardoor de grap geen grap meer is. Interesseert me niks, ik ben al blij met elke reaktie. Een kinderhand is gauw gevuld, zoals het Belgische spreekwoord luidt.
Gisteren vernam ik het nieuws dat Boudewijn Büch is overleden en gek genoeg was ik geschokt. Gek genoeg, omdat ik de man natuurlijk niet persoonlijk kende, maar ik heb al jarenlang een zwak voor hem gehad. Zijn reisprogramma’s, zijn enorme vocabulaire, zijn grenzeloze kennis maar vooral zijn aanstekelijk enthousiasme hebben me altijd weten te boeien. Zoals hij kinderlijk enthousiast dingen kon vertellen over dingen die me op voorhand werkelijk NIETS interesseerden is echt uniek. Na zo’n programma was je opeens wel geboeid. Nou ja, ik dan. Dus.
Ik zag ooit een uitzending van “De wereld van Boudewijn Büch” bij de Vara waarin Boudewijn op zoek ging naar het Amerikaanse stadje Amarillo. Het leek hem interessant om eens te gaan kijken in het beroemde Amarillo, dat zo bekend is geworden dankzij het lied “Is this the way to Amarillo?” van de verder nutteloze zanger Tony Christie. Het was een wereldhit en inderdaad, het nummer wekte de indruk dat buiten “Sweet Marie who waits for me” er van alles te beleven was in Amarillo. Boudewijn kwam er al snel achter; Amarillo is een stadje van niks. Er wonen wat Hillbillies, het is superconservatief en je kan het zo gek niet opnoemen of het is er niet. Die conclusie trok Boudewijn reeds na 3 minuten programma. Toen moest ie nog een uur. En het is hem tòch gelukt om nog enkele interessante dingen te vinden in dat dooie stadje, ik heb geboeid een uur zitten kijken naar een boerengehucht in Amerika dat achteraf door Christie slechts gebruikt bleek te zijn omdat het rijmde op “pillow”. Dat programma van Büch stamt al van zeker 6, 7 jaar geleden en ik kan het me nog goed herinneren omdat ik tijdens de uitzending al dacht: “wat ongehoord knap dat ie me zelfs hiér geboeid naar laat kijken!”
Terwijl ik dit schrijf besef ik me dondersgoed dat de meeste lezers van een house-site nou niet bepaald zitten te wachten op een verhaal over een ongezond ogend, lijkbleek, ietwat dikkig mannetje die over literatuur, Goethe, Rolling Stones en andere bepaald niet “coole” dingen sprak op televisie. Besef ik. Well, shoot me. Waarom ik Büch zal missen is simpel. Naar mijn mening was hij een oase in deze negatieve wereld. Zo blij als hij kon worden van een gevonden prulletje op één of andere rommelmarkt waarvan hij vermoedde dat Goethe er misschien eventueel iets mee te maken had gehad zie je niet veel meer. Het moet allemaal kritisch, iedereen heeft een mening en buiten dat, iedereen is zo hard tegen elkaar. Boudewijn was niet gelukkig en erkende dat volledig. Zijn verzamelwoede en zijn onstilbare lust naar kennis waren een gevolg van dat ongelukkige gevoel, zonder meer. Feit was dat hij een stukje diepgang bracht in die storend oppervlakkige wereld van nu.
Die niet te verkroppen oppervlakkigheid is overal terug te vinden. Het mag nergens meer over gaan of “we hebben het allemaal wel gezien”, ook in de dance-cultuur. Wie is er nog eens echt blij met een avond? Is er niet altijd wat te zeiken? Kutpubliek, veel te druk, veel te rustig, geluid te hard, geluid te zacht, Tiësto kut, Tiësto viel tegen, Tiësto was wel ok…men is nooit meer enthousiast. Een enkeling uitgezonderd maar deze enkeling wordt al snel door iedereen afgeserveerd met: “Ja, hij! Hij vindt altijd alles leuk!” Ik omarm die mensen zo langzamerhand. We leven in een klaagland, het is nu eenmaal zo. Ik doe er zelf ook aan mee want ik ben nu aan het klagen over mensen die altijd maar klagen, dus hypocriet is het wel. Toch zou het heerlijk zijn als we weer eens oprecht enthousiast kunnen zijn of dat de gesprekken in de clubs eens verder gaan dan “Hé, hoe issut?”. In vroegere columns heb ik al eens geschreven dat ik de “Hoe issut”-mensen altijd kort hou. Het interesseert ze namelijk geen fuck hoe ‘hettis’. Ik zeg meestal: “Nou, niet zo best, ik heb nog 3 maanden te leven, mijn hond is dood en mijn broer is gisteren neergeknald door de mafia”, nou, dan hoor je ze niet meer. “Ok goos, ik ga even een rondje lopen” is hooguit nog het enige dat ze uitbrengen. Loop jij lekker een rondje.
Waarom ik de behoefte heb om over Büch te schrijven weet ik ook niet precies. Ik denk omdat ik me de laatste tijd erg stoor aan het feit dat veel mensen zich echt nergens meer voor interesseren. De “24 procent heeft geen mening”-groep, zeg maar. Ik ben al mensen tegengekomen die niet wisten wie Elvis Presley was! Toen ik mijn verbazing nogal heftig uitte zei het meisje: “Maar ik ben pas 22, dat was voor mijn tijd” NEENEEENEEEEE! Dat betekent dat je je echt nergens voor interesseert, kut! Hitler en Napoleon waren ook van vòòr mijn tijd en zelfs van Julius Caesar weet ik nog het één en ander terwijl je toch wel kunt stellen dat dat voor mijn tijd was. (“Julius Caesar? Is dat niet die Italiaanse hardhousedeejay?”)
En tot slot natuurlijk het feit dat het leven in één klap afgelopen kan zijn. Boudewijn zat het ene moment nog een boek te lezen en een seconde later was het boek voor altijd dicht. Dan besef je maar weer dat het leven te kort is om negatief te benaderen. We leven maar één keer (voor zover we weten) en dat moeten we zo leuk mogelijk doen. Voor onszelf en voor de mensen om ons heen. Een te serieuze column deze keer? Het interesseert me werkelijk niks.