Ik hou van de nacht. Altijd al gedaan. Ik weet nog dat ik als kind moeite had om in slaap te komen en me dan kon troosten met het geluid van een in de verte voorbijrazende trein. “Die machinist is tenminste ook nog wakker”, dacht ik dan. Het gaf een soort van verbondenheid. Het ‘gewone’ volk slaapt al; wij zijn nog wakker. Als ik erop terugkijk is het ook niet verwonderlijk dat ik uiteindelijk in het nachtleven terecht ben gekomen. De wereld in de nacht is een andere wereld. Die wereld kent natuurlijk ook zijn schaduwkant. De uitdrukking “bij nacht en ontij” is natuurlijk niet uit het niets ontstaan. Er lopen inderdaad mensen op straat waarvan je zegt: “moet het?” maar aan de andere kant is de hoeveelheid mensen kleiner dus de kans op irritatie ook. Ach, sommige mensen zien op tegen de nacht, ik ben geen nacht-opziener.

Als kind is dat natuurlijk lastig. Je moest naar school, dat was toen nog zo. Om kwart over zeven ging dan steevast de menselijke wekker; mijn moeder. Die was overigens erg meedenkend en maakte me vijf minuten éérder wakker dan de bedoeling was, aldoende mij de kans gevend om nog even vijf minuten te kunnen ‘sudderen’. Gelijk opstaan als de wekker gaat vind ik nog steeds horror. Het wordt nog enger: ik zet de normale tijd van mijn wekker steevast minimaal een half uur vooruit. Als ik dan wakker word kijk ik angstig op de klok en zie dan dat ik véél te laat ben maar na enige seconden weet ik: “O nee, ik heb nog een half uur”. Beetje sick misschien? Laat mij nou maar.

Ook als kind kwam ik dus moeilijk in slaap. Dat was geen probleem geweest als ik geen bovenburen had gehad. Twee Tokkie-achtige mensen die bij elkaar toch een kilootje of 250 moesten hebben gewogen. Dat was nog een geluk want anders hadden ze nog vaker sex gehad. Nu was het hooguit zes, zeven keer per jaar maar je kunt je voorstellen dat 250 kilo actief bewegend gewicht enig geluid maakt. Nóg een voordeel: het duurde hooguit enige minuten, hetgeen ik vanuit het standpunt van de vrouw wel goed kon begrijpen: kort houden die hap. Een korte omschrijving van zo’n sexueel avondje? Het begon met een soort mompelend giechelen. Ons huis was niet écht gehorig (zeker niet vergeleken met de huidige nieuwbouw; in mijn huidge huis hoor ik zelfs het tanden poetsen van de óverburen) maar toch hoorde je zo’n soort gestommel. Dan hoorde je een hele tijd niets en kon ik rustig verder in mijn Donald Duck of andere literair hoogstandje maar dan –na ongeveer een minuut of vier- hoorde je een vorm van ritmisch gebonk. Het was nog enigszins geil geweest als er enig kreuenen te horen was geweest maar hoezeer ik –vooral op latere leeftijd- ook probeerde om daar iets van mee te krijgen: weinig succes. Alleen tegen het einde, als het gebonk een bepaald enthousiast tempo begon aan te nemen, hoorde je nog wel eens een soort “òòh” maar dat klonk altijd meer als een teleurstelling dan als kreet van euforie. Vlak daarna hoorde je een kraan opendraaien en dat was het dan. Dat ging weer even een paar maanden duren voordat ik daar weer eens last van zou hebben.

Eén keer ging dat anders. De buren waren op vakantie en hadden het jongere broertje van de man de sleutel gegeven. Die had andere ideëen over sexualiteit dan zijn broer. Drie nachten achter elkaar kon ik de Donald Duck niet eens meer verstaan van de herrie. Het was ook nog zomer dus de geluiden kwamen nu niet alleen via de muren en het plafond maar de hoge tonen kwamen nu ook via diversen openstaande ramen keurig S-hoek binnen (S-hoek is een radioterm voor perfecte ontvangst). De dame in kwestie was van het type ‘sok in de mond’. Ze gilde zó hard dat het behang vanzelf granol werd. Je kent ze wel. Ooit, in de begintijd van de Tempel, bracht ik eens een medewerkster van de “oude” Tempel naar huis. Zij was overtuigd Bagwhan-aanhangster en dat betekende: vrijheid, vrijheid, rode kleren, nooit iets scheren…dat soort poëtische levenswijsheden. De Tempel was voordat wij het overnamen een dansgelegenheid (geen discotheek dus!!!) waarbij Bagwhan-filosofie hoog in het vaandel stond. Je moest lief zijn voor elkaar en daarom waren in de kelder enkele matrassen neergelegd voor de ergste aandrang. Het kon dus ook gebeuren dat je wat wilde bestellen aan de bar en dan een bordje zag staan: “Even geduld, het personeel heeft ook recht om te dansen”. Dit om even een beeld te schetsen. Het meisje dat ik naar huis bracht vertelde in de auto dat ze een vriendje had en toen we aankwamen bij haar huis zei ze: “ik hoop dat ie rustig gebleven is want we hebben nogal ruzie met de andere bewoners van de commune.” Ik vroeg uiteraard waarom. Dat ging over de lawaaïge manier van liefde bedrijven. Maar het meisje was er stellig in: “Ik wil overal rekening mee houden en met iedereen meedenken maar niet als ik de liefde bedrijf!” Ze zei het zo overtuigend en met zo’n luide stem dat ik één en ander verder wel kon invullen. Arme commune.

Maar goed, we dwalen af. Ik had het over de nacht. Ik voelde me vandaag en gisteren niet al te best. Beetje koortsig, grieperig, ik weet niet wat het was. Dat betekent dus de hele nacht wakker liggen, filmpje kijken (“Bad Santa” is grappig!) en ik kwam tot de conclusie dat het dus geen pretje is om allerlei dingen te “missen”. Dat onderscheidt mij ook ten opzichte van enkele vrienden van mij. Die hebben vaak –ook als ze de volgende dag niets te doen hebben- zoiets van: “blij dat ik een avondje lekker thuis kan blijven” maar ik zie dat toch meestal anders. Natuurlijk, als je ouder wordt heb je niet meer de ambitie of energie om zo tekeer te gaan als 12 jaar geleden toen we eenvoudig na een avondje gezellig eten met wat vrienden eerst naar de iT gingen, soms tot de ontdekking kwamen dat “het” daar niet gebeurde, dan nog vanuit de iT in Amsterdam naar Café d’Anvers in Antwerpen reden om te kijken of ‘het’ daar wél gebeurde en daarna nog even een aftertje meepakten in Zaandam of in “Zhiva” in Utrecht, kijk, die tijden zijn geweest. Je zou zeggen: “gelukkig maar” maar ik vind het juist jammer. Jammer dat ik dat niet meer wil, bedoel ik dan.

“Hè get, het is al licht!!!” hoor je weleens mensen zeggen na een avondje stappen. Mij hoor je dat niet zeggen. De nacht en de beginnende ochtend is het mooiste dat er is. En het leuke is: hij is alweer aangebroken terwijl ik dit schrijf. De nacht. Want, om met de door mij altijd bewonderde filosoof H. Finkers te eindigen: “Heeft U dat ook weleens dat u ’s morgens wakker wordt en denkt: “ik maak een einde aan mijn leven. Van mij hoeft het niet meer.?” “Nee, ik ben meer een avondmens.”

Zo. Deze –nu ik hem nalees- vrij zinloze column is alleen maar bedoeld om het tempo er lekker in te houden want ik ben alweer druk bezig met het jaarlijkse Peet-Jaaroverzicht en je weet: daar maak ik altijd veel werk van. Lees de jaaroverzichten er maar eens na op www.petervanleeuwen.nl, dan weet je wat je al die tijd gemist hebt. Dus: tot snel.