Door enig tijdgebrek en omdat ik jullie toch niet in de steek wil laten heb ik even een verhaaltje van mijn eigen website gehaald om toch wat nieuw “Leesvoer” voor te schotelen. Om de ergste honger te stillen, zeg maar….Daar gaan we:Aanleg heb ik altijd gehad. Om dik te worden, om op de verkeerde vrouwen te vallen maar ook om te schrijven. Ik kan me eigenlijk niet voorstellen hoe het zou zijn om niet te kunnen schrijven. Al op zeer jonge leeftijd was ik erg geïnteresseerd in typemachines (computers waren er nog niet) en als ik er op terugkijk weet ik eigenlijk niet zo goed hoe dat kwam. Mijn vader verzamelde altijd oud papier om dat vervolgens eens in de zoveel weken in te leveren bij de “oud-papier-boer”. Hij deed dit om wat extra geld in het laatje te brengen, heel lief want het was een zware taak. Honderden kilo’s oud papier leverden enkele tientjes op maar elk tientje was er één. Aangezien mijn vader op het Ministerie van Volkshuisvesting werkte was het eenvoudig om aan oud papier te komen. De verspilling was toendertijd (jaren 70) al volop aan de gang in de Ministeries dus er werd papier weggegooid alsof het een lieve lust was. Ik weet nog dat ik dat oude papier, die oude ordners en andere kantoorartikelen heel erg interessant vond en op vroege leeftijd speelde ik al “kantoortje”, mijn toenmalige vriendjes inzettend als assistenten. Arme jongens.Ik vermoed dat dat “kantoortje spelen” (een term die sinds Bill Clinton wel een andere, sexuelere, lading heeft gekregen overigens) de start was voor mijn interesse in typemachines. Mijn eerste typemachine die ik me kan herinneren kreeg ik voor mijn verjaardag. Het enorme bakbeest (het type zie je nog wel eens in films over de Tweede Wereldoorlog) kreeg ik uitgereikt door mijn geliefde oom Coen, de grapjas van mijn familie van vaders kant. Hij hield het apparaat achter zijn rug en aangezien ik al snel doorhad dat er EEN cadeau achter die rug moest schuilen liep ik schreeuwend om hem heen. Oom Coen draaide dan steeds met mij mee, al “nee, hoor, ik heb echt niks” roepend. Het bleek dus een type-machine. Ik was als een kind zo blij want ik was pas zes of zeven jaar, of zoiets. De typemachine had een ‘extra feature’; een half rood en half zwart inktlint. Je kon dus kiezen: rood of zwart typen. Modern! Het bleek een voorbeeld van: leuk geprobeerd maar nét niet goed. De kleuren overlapten elkaar enigszins. Het nadeel was dat het bovenste gedeelte van de letter die je net had ingetikt rood was. Dat was lastig want op vroege leeftijd maakte ik al werkstukken die vermenigvuldigd moesten worden; een schoolkrantje, een voetbalkrantje…. noem maar op. Een buurman, mijnheer Vereecken, was in het bezit van een stencilmachine. Een stencilmachine? Ja, eh…dat was nog uit de eerste vorm van boekdrukkunst overgebleven. Je plaatste het origineel op een soort wringer en dan moest je handmatig (ja jongens, ik kom uit de Middeleeuwen!) de witte blaadjes door een soort rollensysteem draaien. Heel ingewikkeld allemaal. Het nadeel was dat de stencilmachine de rode kopjes van mijn letters niet vermenigvuldigde en je dus echt goéd je best moest doen om iets van de zinnen te kunnen volgen. Maar goed, het ging.Iets later kreeg ik een betere typemachine, een Olivetti. Ook hier herinner ik me nog dat het inktlint me veelvuldig in de steek liet en ik van woede vaak het apparaat uit het raam wilde gooien maar aangezien we op de begane grond woonden viel de schade doorgaans mee. Op de Olivetti schreef ik de gekste dingen. Ik was al vroeg heel erg geïnteresseerd in hitlijsten. Ik maakte mijn eigen hitlijsten voor mijn eigen (fictieve) radiostation dat uitsluitend te ontvangen was op mijn eigen radio/cassetterecorder aangezien de programma’s bestonden uit door mij opgenomen BASF of TDK C-90 cassettes. Zelf vond ik toen al dat ik enorm goed was. Kritisch terugluisteren leert ons echter de online casino waarheid. Maar kom op, ik was twaalf of dertien! Dat is zelfs nu nog te jong voor Idols. Ik maakte in die tijd ook hitparade magazines met allerlei nieuwtjes die ik ofwel zelf verzon ofwel klakkeloos overschreef uit de krant. Tevens stond in zo’n magazine een soort voorwoord, de voorloper van de Column eigenlijk. In 1987 werd ik door Paul Mets (van het toenmalige Radio Eldorado) gevraagd om een stukje te schrijven voor het hobby-weekblad Hitweek, een blaadje met allerlei hitlijsten, nieuws over Eldorado, Filmnieuws, Popnieuws…kortom: de Hitkrant in het klein maar dan wél leuk om te lezen. Ik koos voor de column-vorm en noemde het: “Oh, wat een week!”, erg origineel. In die columns verwerkte ik gepikte grapjes en moppen in een verhaal over iets actueels, ik weet het, zoiets zou nu heel erg achterhaald zijn…. Op de één of andere manier heb ik altijd erg van taal gehouden. Mijn leraar op de lagere school sprak altijd van “taalgevoel”; dat heb je wel of dat heb je niet. Ik had het wel, dit in tegenstelling tot enkele van mijn vrienden. Zij kunnen zonder enige vorm van twijfel zinnen uitspreken als: “Joh, ik wis helemaal niet dat je hem kon!!? Ik kan hem al jaren!”. Niet erg, helemaal niet zelfs, die mensen moeten er ook zijn, ik zou het alleen niet uit mijn bek kenne…eh, kunnen krijgen. Nu wil ik absoluut niet zeggen dat ik een taalvirtuoos ben. Sterker nog: ik lees mijn columns wel eens terug en schrik dan van verkeerde vervoegingen, een d in plaats van een t, vormfouten en slordigheden zoals typefouten. Dat maakt mij niet uit. Ik heb er niet voor doorgeleerd en dat heeft dan weer te maken met mijn hekel aan lezen. Huh? Ja, inderdaad, ik heb een hekel aan ‘zinloos’ lezen. Een boek is voor mij een martelgang, echt waar. Ik heb er het geduld niet voor. Ik wil ook eigenlijk stiekem altijd een paar pagina’s overslaan, alsof er iemand is die mij daarop zou aanspreken! Ik lees wel graag artikelen die me interesseren maar de verzinsels van een ander kunnen me niet echt bekoren. Zo’n “Lord of the Rings” trilogie….. ik moet er niet aan denken. Toch heeft iemand het gelezen anders was niemand op het idee gekomen om er een zooitje films van te maken natuurlijk. Ieder zijn meug maar zoiets als “Lord of the Rings” is gewoon niet mijn ding. Volgens mij kan het nooit echt gebeurd zijn. Sorry.Door de jaren heen ben ik schrijven steeds leuker gaan vinden. Ik loop al jaren met het idee om een boek te gaan schrijven en met dat idee blijf ik vast nog wel jaren lopen want het is HEUL veel werk. Op dit moment schrijf ik dus columns voor enkele internetsites, hou ik een web-log bij (een soort dagboek op internet) en daarnaast schrijf ik de flyers voor de diverse uitgaanscentra waar ik bij betrokken ben. In de loop der jaren is daar ook nog wat zakelijke correspondentie bijgekomen. Klachten, verweerschriften, dat soort dingen. Je mag dan van die woorden gebruiken als “dientengevolge”, “derhalve”, “cliënt”, “ontegenzeggelijk” en dat soort taal. Grappig! Zo, schrijven is leuk maar je moet weten wanneer je moet stoppen. Binnenkort even een Zomerse variant op de column: de Peter van Leeuwen Zomer Interviews. Dan laat ik anderen eens het woord doen, voor die mensen ook een keer leuk.