Het hele continent trok me nooit. Afrika. Armoede, stoffig, vies, héél veel vliegen en ook heel vér vliegen. Iets teveel dat Rik Felderhof meets Prins Bernhard-gevoel. Ik ben meer het type dat bij de receptie komt klagen over de iéts te harde straal van de jaccuzzi. Meer mijn ding, zeg maar.

Maar toen kwam het aanbod van mijn schoonmoeder om mee te gaan naar Gambia. Gambia? Ik had uiteraard wel van het land gehoord, maar ik heb ook van Burkina Faso of Sierra Leone gehoord, dat wil natuurlijk nog niet zeggen dat ik ook weet waar het ligt. Een klik op bosatlas.nl bracht uitkomst; Gambia ligt ingeklemd tussen Senegal. Dan weet je nog niet alles, maar ga maar gewoon een flink stuk naar beneden aan de westkust van Marokko, dan kom je er vanzelf.

Vertrekdatum van dit alles: 1 januari 2010. Sorry? Daar gáát mijn Oudejaarsavond! De Oudejaarsavond die normaliter tot 2 januari duurt. Minstens! Maar ach, een weekje in de zon liggen is ook wat waard en zo vertrok ik vol goe…, vol moed richting Schiphol. De vrieskou deed extra zijn best, hetgeen het verlangen naar een beetje warmte wel aanzienlijk versterkte. Het bleek zeseneenhalf uur vliegen geblazen. Ik had zelf verwacht dat ik die uurtjes eenvoudig slapend zou doorbrengen, maar helaas, daar hadden de stewardessen een andere mening over. Ik sliep vrijwel direct, dat was het probleem niet. Het karretje met drankjes en vieze broodjes was gelukkig erg smal, dus daar zou ik geen last van hebben, zo had ik berekend. Ik zat in een stoel aan het gangpad. De stewardessen-zélf bleken een groter probleem. Letterlijk. De achterwerken van twee van de vier stewardessen uit ons compartiment pasten maar net door het gangpad en daardoor ontving ik bij elke passage een soort ijshockey bodycheck. Dat slaapt slecht, kan ik je melden. Daardoor moest ik nog vijf uur overbruggen en bleken de ‘enorme’ stapels tijdschriften toch minder enorm dan enorm. De dubbeldikke Voetbal International had ik al na anderhalf uur uit. In gedachten had ik daar een lekkere middag voor ingeruimd.

Maar… ook al kropen de minuten voorbij; we landden veilig op Banjul Airport, het vliegveld van de hoofdstad van Gambia. De paspoortcontrole verliep voorspoedig en voordat de bagage überhaupt op de loopband was verschenen, stond er al een behulpzame Gambiaan met onze koffers in zijn handen. Wij volgden trouw. Wij hadden namelijk geen idee waar we heen moesten en deze gekleurde medemens duidelijk wel. Eenmaal bij de touringcars aangekomen bleek de service niet gratis, maar ja, we hadden nog geen geld kunnen wisselen, dus een fooitje moest dan maar in Euro’s. Volgens schoonmoeder Hanny moest dat maximaal twee Euro zijn. Dat is een vermogen in dit land, zo voegde zij eraan toe. De gemiddelde Gambiaan verdient vijftig Euro per maand. Per maand ja. De bus voerde ons door de straten van Banjul, op weg naar Kololi, het meest toeristische stukje Gambia, zo werd mij verteld. Er was weinig te zien vanuit de ramen van de bus, maar gelukkig hadden we een Gambiaanse gids, die heel schattig probeerde om Nederlands te spreken. Dat ging maar ten dele goed, al had hij een paar leuke Engels/Nederlandse uitspraken als “Please be careful with some people on the streets, you never know if they’re really nice or just a slijmbal” De bus moest eerst een ander stelletje afzetten, maar wonder boven wonder waren wij daarna aan de beurt! Dat is me nog nooit overkomen; meestal zit ik als laatste in de bus om bij het hotel afgezet te worden. Alsof ze het erom doen. Nu dus een keertje mazzel. De koffers werden vriendelijk uit de bus gehaald en ik pakte mijn koffer. De koffer van schoonmoeder Hanny was echter spoorloos. Dachten we. Er bleek een hulpvaardige bediende van het hotel mee vandoor te zijn, op weg naar zijn eerste fooi. Je moet even wennen aan deze ‘behulpzaamheid’; ze zijn bereid om je gulp dicht te ritsen na het toiletbezoek, zolang je er maar iets voor betaalt. Ik ken hooguit Thailand, waar je eerder geld moet betalen om je rits OPEN geritst te krijgen, maar goed, het is een andere wereld.

Het hotel viel- ik zal eerlijk zijn- niet mee. Een paar helwitte spaarlampen dienden als sfeerverlichting en de balie werd bemand door een gangster. Althans, zo zag hij eruit. De aanbevolen kluisjes stonden achter de balie en waren werkelijk met een flink nagelschaartje open te knippen. Dat gaf een fijn gevoel. We moesten nog naar onze kamers. De bediende liep keurig mee en verlangde uiteraard wat Dalasi. Dat is de munteenheid daar. 100 Dalasi is ongeveer 2 Euro 70. Maar ja, we hadden nog niet gewisseld en om nu 1000 Dalasi te geven (ik had alleen een briefje van 20 Euro bij me) vond ik wat overdreven voor dit hotel. Ik beloofde de man (Mendy genaamd) direct te wisselen en hem later te betalen. De ontevreden look nam ik maar voor lief. Diezelfde ontevreden look had ik toen ik de kamer rondkeek. Het gordijn hing op half zeven, de gordijnrails tuurde zielig naar beneden. Het bed had een sprei uit 1973 en de badkamer was een nieuwe sensatie: het bad was uit zijn sponningen gezakt en hing dus tien centimeter lager dan de omranding. De wc had wat bruine vochtplekken en de wastafel kan ik het best omschrijven als ‘was tafel’. Ooit. Maar ja, het is Afrika. Laten we hier nou niet de verwende toerist gaan uithangen! Kom op. Aanpassen. Na het wisselen van 100 Euro bij de hotelbalie liep ik met een enorme stapel geld de deur uit van het hotel. 3600 Dalasi, verdeeld over 34 biljetten van 100 en 8 van 50. Zesendertig biljetten is veel. Gelukkig zijn de biljetten zo dik als een Mascotte vloeitje, anders was het geen doen geweest.

Bij het naar buiten lopen zag ik voor Bob Geldof goed nieuws: In Afrika weten ze dus dondersgoed dat het Kerstmis is. In 35 graden Celsius stonden enkele Kerstbomen, althans… het waren gewone struiken, maar wel met kerstballen en slingers erin. Een bal of vier per boom en maximaal één slinger, want ze hebben geen piek, daar in Afrika. Het eerste avondmaal werd een eenvoudige pizza, want we wilden vroeg naar bed. Morgen was het namelijk tijd voor het hoofddoel van deze reis. Wat dat was? Verdiepen in de Afrikaanse cultuur? Het schrijnende verschil tussen Afrika en Nederland een beetje bijsturen door veel te kopen op marktjes en bij lokale arbeiders? Nee, niets van dat al. Het doel was: het zwembad en de zon. En dat doel zag er, zo aan het begin van het jaar, bijzonder haalbaar uit. De volgende dag was het helemaal zoals je hoopt: zonnig, nét niet te warm en het zwembad zag er zowaar zeer behoorlijk uit. Het ontbijt bleek karig, maar wat kon ons het schelen. Om de hoek lag het ‘dorpje’ en daar was van alles te krijgen. Ze noemen het ‘the Strip’, vernoemd naar de Las Vegas ‘Strip’, en die vergelijking ging natuurlijk niet op. Wat denken ze wel. Toch was het allemaal goed verzorgd en zagen de tentjes er stuk voor stuk keurig uit. Bij één zaak stond een bord met ‘uitsmijter ham/kaas’ er op. Er komen dus echt veel Nederlanders hier!

We namen plaats aan een tafeltje en één ding viel onmiddellijk op: de vriendelijkheid van de mensen. Iedereen op straat lacht, terwijl men vrijwel niets heeft. In Nederland hebben we van alles veel te veel maar lopen we allemaal met een chagrijnige muil. Leermomentje. Het hele ontbijt voor drie personen kostte omgerekend iets meer dan 5 Euro. We betrapten ons erop dat we bij het geven van de fooi gelijk weer krenterig waren. 50 Dalasi is toch mooi op dit bedrag? Om 100 Dalasi (1,35 meer) te geven vonden we gekkenwerk. Toch maar wel gedaan, al was niet iedereen aan tafel het daarmee eens. Het is heel vreemd hoe je jezelf aanpast aan de omgeving. Voor de Gambianen is 100 Dalasi gewoon veel geld, dat ga je zelf ook zo ervaren. Misschien uit een soort respect? Naarmate de vakantie vorderde kwam de vrijgevigheid meer op gang. Zoals gezegd: de mensen zijn daar zo aardig, dat mag best 1,35 extra kosten.Naast ons zwembadbezoek hebben we ook een safari gedaan in Senegal. Dat klinkt imposanter dan het is. Senegal is slechts 20 minuten rijden en dan nog eens 20 minuten varen van Kololi. Hoé de trip precies ging zal ik jullie besparen, maar enkele trefwoorden: gids te laat, geen chauffeur, zelf een taxi aanhouden, nét op tijd op een bomvolle pont, aan de overkant helemaal aan ons lot overgelaten worden temidden van duizenden Gambianen, die in ons toch schijnbaar drie westerlingen hadden herkend, een gammele taxi naar de safari, midden in de jungle een afgeslagen moter, twee neushoorns gezien op 2 meter afstand van ons onbeschermde Jeepje, een paar antilopen en helaas geen giraffe gezien, een terugrit door de armste compounds van het land, omdat de hoofdwegen waren afgezet voor een bezoek van de president van Senegal aan Banjul, kortom: een enerverend ritje en witte kleding die ik wel kon weggooien na afloop. Dat was het eigenlijk wel. Maar daarna: het zwembad!

Ik ga het kort houden mensen. We hebben een heerlijke vakantie gehad en het land natuurlijk wel wat beter leren kennen. Ik chargeer graag in dit soort stukjes, jullie weten het. Mijn schoonmoeder sponsort namelijk al enige jaren een schoolgaand kindje in Gambia. Voor 150 Euro per jaar kan dat kind naar een private school en kan ze schoolboeken kopen. Ik ben, na dit weekje, ook zeker van plan om haar voorbeeld te volgen en ga wat vrienden benaderen om dat ook te doen. Gambia is namelijk niet zó arm dat er geen toekomst in zit. De mensen zijn oprecht vrolijk en dankbaar voor alle hulp die ze krijgen. Op de laatste dag van onze vakantie vroeg een jongen die op de hoek van de straat fietsen verhuurde (dat liep niet al te best…) of we nog spulletjes konden missen. Zeepjes, shampoo, hele kleine dingen, hij was met alles blij. Twee volle plastic zakken gingen zijn kant op en de blijdschap op zijn gezicht was niet in woorden uit te drukken. Logisch! Mijn net aangeschafte luchtje op Schiphol (ter waarde van 2200 Dalasi) zat er ook bij. Opeens voelde ik dat hij het luchtje beter kon gebruiken dan ik, en dat bedoel ik niet racistisch. Het voelde of wij persoonlijk wat aan de enorme ellende in Afrika hadden gedaan, wat natuurlijk onzin is. Het is niet zo dat het hele continent na ons bezoekje gered is. Maar alle beetjes helpen, zeggen ze toch? Al is het maar een beetje.O ja. En enorm bruin geworden voor mijn doen. Bij het zwembad.